28.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 96/11


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 19 april 2007 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Brussel — België) — De Landtsheer Emmanuel SA/Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne, Veuve Clicquot Ponsardin SA

(Zaak C-381/05) (1)

(Richtlijnen 84/450/EEG en 97/55/EG - Vergelijkende reclame - Noemen van concurrent of van door concurrent aangeboden goederen of diensten - Goederen of diensten die in dezelfde behoeften voorzien of voor hetzelfde doel zijn bestemd - Verwijzing naar benamingen van oorsprong)

(2007/C 96/17)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Hof van Beroep te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: De Landtsheer Emmanuel SA

Verwerende partijen: Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne, Veuve Clicquot Ponsardin SA

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hof van Beroep te Brussel — Uitlegging van artikel 2, punt 2 bis, en artikel 3 bis, sub b, van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake misleidende reclame (PB L 250, blz. 17), zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen (PB L 290, blz. 18) — Vergelijkende reclame — Noemen van een concurrent of van de goederen of diensten aangeboden door een concurrent — Gebruik voor bierreclame van termen die naar kenmerken van mousserende wijn en meer in het bijzonder van Champagne verwijzen

Dictum

1)

Artikel 2, punt 2 bis, van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, moet aldus worden uitgelegd dat de verwijzing in een reclameboodschap naar een soort product, en niet naar een bepaalde onderneming of een bepaald product, kan worden geacht vergelijkende reclame te zijn wanneer het mogelijk is deze onderneming of de door haar aangeboden producten te identificeren waarop die reclameboodschap concreet betrekking heeft. Dat meerdere concurrenten van de adverteerder of door hen aangeboden goederen of diensten kunnen worden geïdentificeerd waarop de reclameboodschap concreet betrekking heeft, is irrelevant voor de beoordeling of er sprake is van vergelijkende reclame.

2)

Het bestaan van een concurrentieverhouding tussen de adverteerder en de in de reclameboodschap genoemde onderneming kan niet worden vastgesteld los van de goederen of diensten die deze onderneming aanbiedt.

Om te bepalen of er een dergelijke concurrentieverhouding bestaat, dient rekening te worden gehouden:

met de huidige marktsituatie en de huidige consumptiegewoonten, alsmede met de mogelijke ontwikkeling ervan;

met het gedeelte van het communautaire grondgebied waar de reclame wordt verspreid, zonder evenwel in voorkomend geval de gevolgen uit te sluiten die de ontwikkeling van de in andere lidstaten vastgestelde consumptiegewoonten kan sorteren op de betrokken nationale markt, en

met de bijzondere kenmerken van het product dat de adverteerder wil promoten en met het imago dat hij eraan wenst te geven.

De criteria om te bepalen of er sprake is van een concurrentieverhouding in de zin van artikel 2, punt 2 bis, van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, zijn niet dezelfde als de criteria om na te gaan of de vergelijking beantwoordt aan de in artikel 3 bis, lid 1, sub b, van deze richtlijn gestelde voorwaarde.

3)

Reclame die verwijst naar een soort product zonder evenwel een concurrent of de door deze aangeboden goederen te identificeren, is niet ongeoorloofd krachtens artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55. De voorwaarden voor geoorloofdheid van dergelijke reclame moeten worden onderzocht in het licht van andere bepalingen van nationaal recht of, in voorkomend geval, van gemeenschapsrecht, ongeacht het feit dat dit zou kunnen leiden tot een verminderde bescherming van de consumenten of van de concurrerende ondernemingen.

4)

Artikel 3 bis, lid 1, sub f, van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, moet aldus worden uitgelegd dat niet elke vergelijking die voor producten zonder een benaming van oorsprong betrekking heeft op producten met een dergelijke benaming, ongeoorloofd is.


(1)  PB C 10 van 14.1.2006.