28.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 95/23


Beroep ingesteld op 16 februari 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk der Nederlanden

(Zaak C-92/07)

(2007/C 95/42)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: P.J. Kuijper en S. Boelaert, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk der Nederlanden

Conclusies

Vast te stellen dat het Koninkrijk der Nederlanden, door een stelsel in te voeren en te handhaven van leges voor de afgifte van verblijfsvergunningen die hoger zijn dan de leges die worden berekend aan onderdanen van Lidstaten en van Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland voor de afgifte van een gelijkwaardig document, en door dit stelsel toe te passen op Turkse onderdanen die verblijfsrecht in Nederland hebben op grond van de Associatieovereenkomst (1), het Aanvullend Protocol (2) of Besluit nr. 1/80 (3), krachtens de Associatieovereenkomst, met name artikel 9, krachtens het Aanvullend Protocol, met name artikel 41, en krachtens Besluit nr. 1/80, met name artikel 10, lid 1 en 13, op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Het Koninkrijk der Nederlanden te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie stelt dat de legestarieven die door Nederland sedert 1994 worden geëist van Turkse onderdanen voor verblijfsvergunningen, in strijd zijn met de standstill- en non-discriminatiebepalingen van de Associatieovereenkomst, het Aanvullend Protocol en Besluit Nr. 1/80.

Op grond van de standstill-bepalingen van het Aanvullend Protocol en Besluit nr. 1/80, is het een Lid-Staat niet toegestaan een nieuwe maatregel in te voeren die als doel of als gevolg heeft dat de rechten die Turkse onderdanen ontlenen aan de Associatieovereenkomst, het Aanvullend Protocol en Besluit Nr. 1/80, en het daarmee nauwe verband houdende verblijfsrecht, aan strengere voorwaarden worden onderworpen. Volgens de Commissie schenden de betrokken Nederlandse legesheffingen deze standstill-bepalingen, omdat ze werden ingevoerd na de inwerkingtreding van de stanstill-bepalingen voor Nederland, en omdat ze de uitoefening van de rechten die Turkse onderdanen ontlenen aan de Associatieovereenkomst, het Aanvullend Protocol en Besluit Nr. 1/80 belemmert of minder aantrekkelijk maakt.

Verder stelt de Commissie dat voor zover Nederland Turkse onderdanen aan legesheffingen voor verblijfsvergunningen onderwerpt, deze op grond van de non-discriminatiebepalingen van de Associatieovereenkomst en Besluit nr. 1/80, niet hoger mogen zijn dan heffingen voor gelijkwaardige documenten voor EU-onderdanen en voor onderdanen van Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland.


(1)  Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, goedgekeurd en bevestigd bij besluit 64/732/EEG van de Raad, van 23 december 1963 (PB C 1964, 217, blz. 3685).

(2)  Aanvullend Protocol goedgekeurd bij verordening (EEG) nr 2760/72 van de Raad, van 19 december 1972 (PB L 293, blz. 1).

(3)  Besluit nr. 1/80, van 19 september 1980, betreffende de ontwikkeling van de Associatie.