27.1.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 20/2 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland) op 14 november 2006 — Heemskerk BV en BV v/h Firma Schaap tegen Productschap Vee en Vlees
(Zaak C-455/06)
(2007/C 20/02)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekers: Heemskerk BV en BV v/h Firma Schaap
Verweerder: Productschap Vee en Vlees
Prejudiciële vragen
1a. |
Is een bestuursorgaan bevoegd om in afwijking van de verklaring van de officiële dierenarts als bedoeld in artikel 2, tweede lid, verordening (EG) 615/98 (1), te besluiten dat het transport van de dieren waarop de verklaring van de officiële dierenarts betrekking heeft, niet in overeenstemming is met de voorwaarden die voortvloeien uit het bepaalde in richtlijn 91/628/EEG (2)? |
1b. |
Indien vraag la bevestigend wordt beantwoord: Is de uitoefening door het bestuursorgaan van deze bevoegdheid op grond van het gemeenschapsrecht aan specifieke beperkingen onderworpen en zo ja welke? |
2. |
Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt: Dient een bestuursorgaan van een lidstaat in het kader van de beoordeling of aanspraak bestaat op restitutie, bijvoorbeeld als voorzien in verordening (EG) 800/1999 (3), de vraag of een transport van levende dieren voldoet aan de communautaire welzijnsvoorschriften voor dieren, te beantwoorden aan de hand van de in de lidstaat geldende eisen dan wel aan de hand van die van de vlagstaat van het schip waarmee de levende dieren worden getransporteerd en dat een erkenning heeft afgegeven voor dat schip? |
3. |
Verplicht het gemeenschapsrecht tot ambtshalve toetsing — dat wil zeggen toetsing aan gronden die vallen buiten de grondslag van de geschillen — aan gronden die zijn ontleend aan verordening (EG) 1254/1999 (4) en verordening (EG) 800/1999? |
4. |
Moet de zinsnede „is voldaan aan de voorschriften van de gemeenschap inzake het welzijn van dieren” in artikel 33, negende lid, verordening (EG) 1254/1999 zo worden begrepen dat in het geval wordt vastgesteld dat een schip tijdens het transport van levende dieren zodanig zwaar beladen was dat de terzake op grond van de relevante welzijnsvoorschriften toegelaten belading van dat schip werd overschreden, slechts sprake is van niet voldoen aan de voorschriften van de gemeenschap inzake het welzijn van dieren ten aanzien van het aantal dieren waarmee de toegestane belading is overschreden of moet het niet voldoen aan deze voorschriften worden aangenomen voor alle getransporteerde levende dieren? |
5. |
Brengt de effectieve toepassing van het gemeenschapsrecht met zich dat door de ambtshalve toetsing aan bepalingen van het gemeenschapsrecht het — in het Nederlandse bestuursprocesrecht verankerde — beginsel dat een indiener van een beroep door het instellen van dat beroep niet in een nadeligere positie mag worden gebracht dan hij zou hebben verkeerd zonder het instellen van dat beroep, wordt doorbroken? |
(1) Verordening (EG) nr. 615/98 van de Commissie, van 18 maart 1998, houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen voor het stelsel van uitvoerrestituties met betrekking tot het welzijn van levende runderen tijdens het vervoer ervan (PB L 82, blz. 19).
(2) Richtlijn 91/628/EEG van de Raad, van 19 november 1991, inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en tot wijziging van de richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG (PB L 340, blz. 17).
(3) Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie, van 15 april 1999, houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (PB L 102, blz. 11).
(4) Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad, van 17 mei 1999, houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PB L 160, blz. 21).