18.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 281/4


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 21 september 2006 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Republiek Oostenrijk

(Zaak C-168/04) (1)

(Niet-nakoming - Artikel 49 EG - Vrij verrichten van diensten - Onderneming die werknemers uit derde landen tewerkstelt - Onderneming die in een andere lidstaat diensten verricht - „EU-detacheringsverklaring”)

(2006/C 281/06)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: B. Eggers, E. Traversa en G. Braun, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Oostenrijk (vertegenwoordigers: E. Riedl, G. Hesse en C. Pesendorfer, gemachtigden)

Voorwerp

Niet-nakoming — Artikel 49 EG — Terbeschikkingstelling van werknemers die onderdaan van derde landen zijn, met het oog op het verrichten van diensten door op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde ondernemingen, onderworpen aan een stelsel van ontvangstbevestiging dat de facto een machtigingsstelsel vormt voor zover het niet verlenen van deze bevestiging aanleiding geeft tot boeten en weigering van toegang en verblijf voor de betrokken ter beschikking gestelde werknemers

Dictum

1)

De Republiek Oostenrijk is de krachtens artikel 49 EG op haar rustende verplichtingen niet nagekomen door de terbeschikkingstelling van werknemers die onderdaan zijn van een derde land door een in een andere lidstaat gevestigde onderneming, afhankelijk te stellen van de afgifte van de in § 18, leden 12 tot en met 16, van de Oostenrijkse wet inzake de tewerkstelling van buitenlandse werknemers (Ausländerbeschäftigungsgesetz) bedoelde „EU-detacheringsverklaring”, waarvoor vereist is, ten eerste, dat de betrokken werknemers sinds ten minste een jaar in dienst zijn van deze onderneming, dan wel door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd daarmee zijn verbonden, en ten tweede, dat het bewijs wordt geleverd dat aan de Oostenrijkse arbeids- en loonvoorwaarden is voldaan, en verder door in § 10, lid 1, punt 3, van de vreemdelingenwet (Fremdengesetz) te voorzien in een grond voor de automatische weigering van een inreis- en verblijfstitel, waarop geen uitzonderingen bestaan en die geen mogelijkheid biedt tot regularisatie van de situatie van werknemers uit een derde land die door een in een andere lidstaat gevestigde onderneming wettig zijn gedetacheerd, maar die zonder visum op het nationale grondgebied zijn binnengekomen.

2)

De Republiek Oostenrijk wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 146 van 29.5.2004.