16.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 224/25 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation (Frankrijk) op 20 juli 2006 — Pipeline Méditerranée et Rhône (SPMR)/Administration des douanes et droits indirects, Direction nationale du renseignement et des enquêtes douanières (DNRED)
(Zaak C-314/06)
(2006/C 224/47)
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Cour de cassation
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekster: Pipeline Méditerranée et Rhône (SPMR)
Verweersters: Administration des douanes et droits indirects, Direction nationale du renseignement et des enquêtes douanières (DNRED)
Prejudiciële vragen
1) |
Moet onder het begrip overmacht, in geval van onder de schorsingsregeling opgetreden verliezen, in de zin van artikel 14, lid 1 van richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, worden verstaan onvoorzienbare, niet te vermijden omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van de erkende entrepothouder die zich op deze omstandigheden beroept ten behoeve van zijn vrijstellingsverzoek, of volstaat het dat deze omstandigheden voor de erkende entrepothouder onvermijdbaar waren? |
2) |
Kan het verlies van een deel van de uit een oliepijpleiding gelekte producten — dat is te wijten aan de aard van deze producten (vloeistof) en aan de eigenschappen van de bodem waarop zij terecht zijn gekomen — waardoor dit deel niet kon worden teruggewonnen en met accijns werd belast, als inherent aan de aard van de producten in de zin van artikel 14, lid 1 van richtlijn 92/12 worden beschouwd? (1) |
(1) PB L 76, blz. 1.