16.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 224/3


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 13 juli 2006 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door Giudice di pace di Bitonto — Italië) — Vincenzo Manfredi/Lloyd Adriatico Assicurazioni SpA (C-295/04), Antonio Cannito/Fondiaria Sai SpA (C-296/04), en Nicolò Tricarico (C-297/04), Pasqualina Murgolo (C-298/04)/Assitalia SpA

(Gevoegde zaken C-295/04 — C-298/04) (1)

(Artikel 81 EG - Mededinging - Mededingingsregeling - Schadegevallen veroorzaakt door motorrijtuigen, schepen en bromfietsen - Verplichte verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid - Premieverhoging - Invloed op handel tussen lidstaten - Recht van derden om schadevergoeding te vorderen - Bevoegde nationale rechter - Verjaringstermijn - Schadevergoeding als sanctie)

(2006/C 224/05)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Giudice di pace di Bitonto

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekers: Vincenzo Manfredi (C-295/04), Antonio Cannito (C-296/04), Nicolò Tricarico (C-297/04), Pasqualina Murgolo (C-298/04)

Verweersters: Lloyd Adriatico Assicurazioni SpA, Fondiaria Sai SpA, Assitalia SpA

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Giudice di pace di Bitonto — Uitlegging van artikel 81 EG — Onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen Italiaanse en in Italië gevestigde buitenlandse verzekeringsmaatschappijen betreffende verzekeringscontracten voor auto's en bromfietsen — Uitwisseling van informatie om premies voor verzekering van burgerlijke aansprakelijkheid te kunnen verhogen in een mate die niet gerechtvaardigd is door marktvoorwaarden

Dictum

1)

Een met de nationale mededingingsregeling strijdige mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen verzekeringsmaatschappijen, zoals in de hoofdgedingen aan de orde, bestaande in de onderlinge uitwisseling van informatie waardoor de betrokken maatschappijen de premies voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor ongevallen veroorzaakt door motorrijtuigen, schepen en bromfietsen kunnen verhogen zonder dat zulks gerechtvaardigd is door de marktvoorwaarden, kan eveneens artikel 81 EG schenden indien het, gelet op de kenmerken van de betrokken nationale markt, voldoende waarschijnlijk is dat de betrokken mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, de verkoop van polissen van deze verzekering in de betrokken lidstaat door marktdeelnemers uit andere lidstaten kan beïnvloeden en dat die invloed niet van geringe betekenis is.

2)

Artikel 81 EG moet aldus worden uitgelegd dat eenieder de nietigheid kan inroepen van een door dit artikel verboden mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging en, indien er een causaal verband bestaat tussen deze regeling of gedraging en de schade, schadevergoeding kan vorderen.

Bij gebreke van communautaire regelgeving ter zake is het een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat om de regels vast te stellen voor de uitoefening van dit recht, met inbegrip van de regels voor de toepassing van het begrip „causaal verband”, mits het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel in acht worden genomen.

3)

Bij gebreke van communautaire regelgeving ter zake is het een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat om de rechterlijke instanties aan te wijzen die bevoegd zijn kennis te nemen van schadevorderingen wegens schending van de communautaire mededingingsregels en om de procedureregels vast te stellen voor deze beroepen, mits de betrokken bepalingen niet ongunstiger zijn dan de bepalingen ter zake van schadevorderingen wegens schending van de nationale mededingingsregels en deze nationale bepalingen de uitoefening van het recht om vergoeding te vorderen van schade die is veroorzaakt door een ingevolge artikel 81 EG verboden mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging, in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken.

4)

Bij gebreke van communautaire regelgeving ter zake is het een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat om de verjaringstermijn vast te stellen voor een vordering tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door een ingevolge artikel 81 EG verboden mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging, mits het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel in acht worden genomen.

In dat verband is het aan de nationale rechter om na te gaan of een nationale bepaling krachtens welke de verjaringstermijn voor het indienen van een vordering tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door een ingevolge artikel 81 EG verboden mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging, begint te lopen op de dag waarop deze mededingingsregeling of gedraging tot stand is gekomen, de uitoefening van het recht vergoeding van de geleden schade te vorderen in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk maakt, inzonderheid wanneer de in deze nationale bepaling neergelegde termijn tevens kort is en niet kan worden geschorst.

5)

Bij gebreke van communautaire bepalingen ter zake dient de interne rechtsorde van elke lidstaat de criteria te bevatten ter bepaling van de omvang van de vergoeding van de schade die is veroorzaakt door een ingevolge artikel 81 EG verboden mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging, mits het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel in acht worden genomen.

Overeenkomstig het gelijkwaardigheidsbeginsel moeten derhalve in de eerste plaats, indien in het kader van nationale vorderingen die vergelijkbaar zijn met vorderingen op grond van de communautaire mededingingsregels bijzondere vergoedingen, zoals exemplaire of punitieve schadevergoeding, kunnen worden toegekend, deze vergoedingen ook kunnen worden toegekend in het kader van deze laatste vorderingen. Het gemeenschapsrecht belet de nationale rechter echter niet erop toe te zien dat de bescherming van de door de communautaire rechtsorde gewaarborgde rechten niet leidt tot ongerechtvaardigde verrijking van de rechthebbenden.

In de tweede plaats volgt uit het doeltreffendheidsbeginsel en het recht van particulieren om vergoeding te vorderen van de schade die is veroorzaakt door een overeenkomst of een gedraging die de mededinging kan beperken of vervalsen, dat de personen die schade hebben geleden niet alleen vergoeding moeten kunnen vorderen van de reële schade (damnum emergens), maar ook van gederfde winst (lucrum cessans), alsmede van rente.


(1)  PB C 251 van 9.10.2004.