16.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 224/1


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 13 juli 2006 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden — Nederland) — Roche Nederland BV, Roche Diagnostic Systems Inc., Roche NV, Hoffmann-La Roche AG, Produits Roche SA, Roche Products Ltd, F. Hoffmann-La Roche AG, Hoffmann-La Roche Wien GmbH, Roche AB/Frederick Primus, Milton Goldenberg

(Zaak C-539/03) (1)

(Executieverdrag - Artikel 6, punt 1 - Pluraliteit van verweerders - Bevoegdheid van gerecht van woonplaats van een der verweerders - Rechtsvordering wegens inbreuk op Europees octrooi - In verschillende verdragsluitende staten gevestigde verweerders - Octrooi-inbreuken in verschillende verdragsluitende staten)

(2006/C 224/02)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeksters: Roche Nederland BV, Roche Diagnostic Systems Inc., Roche NV, Hoffmann-La Roche AG, Produits Roche SA, Roche Products Ltd, F. Hoffmann-La Roche AG, Hoffmann-La Roche Wien GmbH, Roche AB

Verweerders: Frederick Primus, Milton Goldenberg

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hoge Raad der Nederlanden — Uitlegging van artikel 6, punt 1, Executieverdrag — Pluraliteit van verweerders — Klachten wegens inbreuk op Europees octrooi, ingediend tegen in diverse Europese landen gevestigde vennootschappen — Bevoegdheid van gerecht van plaats waar een der vennootschappen gevestigd is

Dictum

Artikel 6, punt 1, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals laatstelijk gewijzigd bij het Verdrag van 29 november 1996 inzake de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is in het kader van een geschil ter zake van inbreuk op een Europees octrooi waarbij onderscheiden, in verschillende verdragsluitende staten gevestigde vennootschappen zijn gedagvaard voor feiten die zij zouden hebben begaan op het grondgebied van een of meer van deze staten, zelfs niet wanneer deze vennootschappen tot eenzelfde concern behoren en op dezelfde of nagenoeg dezelfde wijze hebben gehandeld overeenkomstig een gemeenschappelijk beleidsplan dat is uitgegaan van slechts een van hen.


(1)  PB C 59 van 6.3.2004.