2.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 212/45


Beroep ingesteld op 17 juli 2006 — Akzo Nobel e.a./Commissie

(Zaak T-199/06)

(2006/C 212/77)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoeksters: Akzo Nobel NV (Arnhem, Nederland), Akzo Nobel Chemicals Holding AB (Nacka, Zweden), Eka Chemicals AB (Bohus, Zweden) (vertegenwoordigers: C. Swaak en N. Neij, advocaten)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeksters

nietig te verklaren, de geldboete die aan verzoeksters is opgelegd bij beschikking C(2006) 1766 def. van de Commissie van 3 mei 2006, dan wel subsidiair, de op grond van de mededeling inzake medewerking toegekende vermindering van 40 % met 10 % te vermeerderen;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters verzoeken om nietigverklaring van de geldboete die hun is opgelegd bij beschikking C(2006) 1766 def. van de Commissie van 3 mei 2006 in zaak COMP/F/38.620 — Waterstofperoxide en natriumperboraat, waarbij de Commissie heeft vastgesteld dat verzoeksters inbreuk hadden gemaakt op artikel 81 EG en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, door deel te nemen aan een kartel, hoofdzakelijk bestaande in de uitwisseling, tussen concurrenten, van informatie over prijzen en verkoopvolumes, overeenkomsten over prijzen, overeenkomsten over de verlaging van de productiecapaciteit in de EER, en toezicht op de mededingingsbelemmerende afspraken. De twee verzoeksters Akzo Nobel Chemicals Holding AB en Akzo Nobel NV zijn gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de inbreuk van verzoekster Eka Chemicals AB (hierna: „EKA”).

Verzoeksters betogen dat de Commissie de motiveringsplicht van artikel 253 EG heeft geschonden, door niet te vermelden waarom zij de geldboete, binnen een marge van 30 tot 50 %, slechts met 40 % heeft verminderd, hoewel de door Eka verleende samenwerking ruimschoots aan de voorwaarden van de mededeling inzake medewerking (1) voldeed.

Subsidiair vragen verzoeksters dat de uit hoofde van de mededeling inzake medewerking toegekende vermindering van de geldboete van 40 %, met 10 % wordt verhoogd, op grond dat de Commissie deze mededeling verkeerd heeft toegepast, daar Eka, hoewel haar medewerking volledig aan de voorwaarden van punt 23, tweede alinea, van de mededeling inzake medewerking beantwoordde, binnen de relevante marge niet de hoogst mogelijke vermindering heeft gekregen. Volgens verzoeksters heeft de Commissie bijgevolg hun gewettigd vertrouwen geschonden.

Verder betogen verzoeksters dat de Commissie het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden, omdat zij:

i)

vergelijkbare situaties, te weten de situaties van Eka en Arkema, wier medewerking volledig aan de voorwaarden van punt 23 van de mededeling inzake medewerking voldeed, verschillend heeft behandeld door binnen de relevante marge enkel aan Arkema de hoogst mogelijke vermindering toe te kennen, en

ii)

verschillende situaties, namelijk die van Eka en Solvay, gelijk heeft behandeld door aan beide een vermindering van de geldboete toe te kennen, die binnen de relevante marge niet de hoogst mogelijke is, terwijl aldus verzoeksters de medewerking van Eka waardevoller en sneller was dan die van Solvay.


(1)  Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB 2002, C 45, blz. 3).