29.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 178/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Groningen (Nederland) op 2 mei 2006 — Essent Netwerk Noord BV tegen Aluminium Delfzijl BV, BV Nederlands Electriciteit Administratiekantoor en Essent Netwerk Noord BV tegen 1. Saranne BV en 2. BV Nederlands Electriciteit Administratiekantoor en Aluminium Delfzijl BV tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken)

(Zaak C-206/06)

(2006/C 178/28)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Groningen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Essent Netwerk Noord BV

Verweerster: Aluminium Delfzijl BV

Andere partijen: BV Nederlands Electriciteit Administratiekantoor, Saranne BV, BV Nederlands Electriciteit Administratiekantoor, Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken)

Prejudiciële vragen

1.

Moeten de artikelen 25 en 90 van het EG-Verdrag zo worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een wettelijke maatregel op grond waarvan binnenlandse afnemers van elektriciteit gedurende een overgangsperiode (31 augustus 2000 tot en met 31 december 2000) aan hun netbeheerder een tariefopslag verschuldigd zijn over de te hunner behoeve getransporteerde hoeveelheden elektriciteit, wanneer die opslag door de netbeheerder moet worden afgedragen aan een daartoe door de wetgever aangeduide vennootschap ter bestrijding van niet-marktconforme kosten die zijn ontstaan als gevolg van door die vennootschap vóór de liberalisering van de elektriciteitsmarkt aangegane verplichtingen of gedane investeringen, en die vennootschap

de gezamenlijke dochteronderneming is van de vier binnenlandse productiebedrijven,

in de betrokken periode (2000) als enige aansprakelijk is voor de niet-marktconforme kosten die in dat jaar opkomen,

ter dekking van die kosten in dat jaar onbetwist een bedrag van NLG 400 miljoen (EUR 181 512 086,40) nodig heeft, en

voor zover de opbrengst van de tariefopslag genoemd bedrag overtreft, het surplus aan de minister moet afdragen.

2.

voldoet de in de eerste vraag genoemde regeling aan de voorwaarden van art. 87 lid 1 EG-verdrag?