3.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/6


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 9 maart 2006 (verzoek van het Oberlandesgericht Köln om een prejudiciële beslissing) — Siegfried Aulinger tegen Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C-371/03) (1)

(Buitenlands beleid en veiligheidsbeleid - Gemeenschappelijke handelspolitiek - Embargo tegen de Republieken Servië en Montenegro - Verordening (EEG) nr. 1432/92 - Personenvervoer)

(2006/C 131/10)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: Siegfried Aulinger

Verweerster: Bundesrepublik Deutschland

Voorwerp van de zaak

Verzoek om prejudiciële beslissing — Oberlandesgericht Köln — Uitlegging van artikel 1, sub d, van verordening (EEG) Nr. 1432/92 van de Raad van 1 juni 1992 houdende verbod op handel tussen Europese Economische Gemeenschap en Republieken Servië en Montenegro (PB L 151, blz. 4) — Al dan geen verbod van vervoer van personen naar of vanaf grenzen met Servië en Montenegro

Dictum

Artikel 1, sub d, van verordening (EEG) nr. 1432/92 van de Raad van 1 juni 1992 houdende een verbod op de handel tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republieken Servië en Montenegro, moet aldus worden uitgelegd, dat het vervoer van personen op commerciële basis naar respectievelijk uit de Republieken Servië en Montenegro in de vorm van gefragmenteerd vervoer verboden was.

Onder „gefragmenteerd vervoer” moet worden verstaan het vervoer van personen naar respectievelijk uit het embargogebied bij wege van samenwerking tussen een in een lidstaat gevestigde onderneming en een in het embargogebied gevestigde onderneming, waarbij de eerste zorg draagt voor het vervoer naar en vanaf een plaats nabij de grens met het embargogebied en de laatste voor het vervoer vanaf die plaats naar het embargogebied en omgekeerd (met overstap door de reizigers).


(1)  PB C 289 van 29.11.2003.