11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 36/11


ARREST VAN HET HOF

(Tweede kamer)

van 15 december 2005

in zaak C-148/04 (verzoek van de Commissione tributaria provinciale di Genova om een prejudiciële beslissing): Unicredito Italiano SpA tegen Agenzia delle Entrate, Ufficio Genova 1 (1)

(Steunmaatregelen van staten - Beschikking 2002/581/EG - Belastingvoordelen voor banken - Motivering van beschikking - Kwalificatie als staatssteun - Voorwaarden - Verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt - Voorwaarden - Artikel 87, lid 3, sub b en c, EG - Belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang - Ontwikkeling van bepaalde vormen van bedrijvigheid - Eerder verleende belastingvoordelen - Terugvordering van steun - Beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen - Rechtszekerheidsbeginsel - Evenredigheidsbeginsel)

(2006/C 36/19)

Procestaal: Italiaans

In zaak C-148/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Commissione tributaria provinciale di Genova (Italië) bij beslissing van 11 februari 2004, ingekomen bij het Hof op 23 maart 2004, in de procedure Unicredito Italiano SpA tegen Agenzia delle Entrate, Ufficio Genova 1, heeft het Hof (Tweede kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, C. Gulmann (rapporteur), R. Schintgen, G. Arestis en J. Klučka, rechters; advocaat-generaal: C. Stix-Hackl; griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur, op 15 december 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)

Bij onderzoek van de prejudiciële vragen is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van beschikking 2002/581/EG van de Commissie van 11 december 2001 inzake de fiscale maatregelen voor banken en bancaire stichtingen, ten uitvoer gelegd door Italië.

2)

De artikelen 87 EG en volgende, artikel 14 van verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag, en het vertrouwens-, het rechtszekerheids- en het evenredigheidsbeginsel kunnen niet in de weg staan aan een nationale maatregel die de terugbetaling van steun gelast ter uitvoering van een beschikking van de Commissie waarbij die steunmaatregel onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard en bij toetsing waarvan aan die bepalingen en algemene beginselen niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid ervan kunnen aantasten.


(1)  PB C 118 van 30.4.2004.