14.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 10/16 |
Beroep, op 21 november 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek
(Zaak C-409/05)
(2006/C 10/31)
Procestaal: Grieks
Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 21 november 2005 beroep ingesteld tegen Helleense Republiek door Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur D. Triantafyllou en door G. Wilms, lid van haar juridische dienst, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.
De Commissie van de Europese Gemeenschappen concludeert dat het het Hof behage:
— |
vast te stellen dat de Helleense Republiek, door te weigeren de eigen middelen te berekenen en te betalen die niet zijn geïnd ter gelegenheid van de invoer van militair materiaal met vrijstelling van douanerechten en door te weigeren de vertragingsrente te betalen die uit de niet-overmaking van die eigen middelen aan de Commissie voortvloeit, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 2, 9, 10 en 11 van verordening (EEG) nr. 1552/89 (1) tot 31 mei 2000, respectievelijk verordening (EG) nr. 1150/2000 (2) vanaf die datum; |
— |
de Helleense Republiek te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten:
— |
Verweerster heeft niet aangetoond dat de betaling van douanerechten tegen verlaagd tarief (of nultarief) de verdediging van het land ernstig zou schaden in de zin van artikel 296. |
— |
Het militair geheim ontslaat niet van de principiële verplichting de overeenkomstige douanerechten te berekenen en te betalen. |
— |
Verweerster kan zich niet op het gewettigd vertrouwen beroepen wegens het laattijdig inleiden van de procedure. |
— |
De niet-nakoming van de financiële verplichtingen jegens de Gemeenschap benadeelt op ongeoorloofde wijze de andere lidstaten. |
(1) PB L 155 van 7.6.1989, blz. 1
(2) PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.