14.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 10/1


ARREST VAN HET HOF

(Grote kamer)

van 8 november 2005

in zaak C-293/02 (verzoek van de Royal Court of Jersey om een prejudiciële beslissing): Jersey Produce Marketing Organisation Ltd tegen States of Jersey e.a. (1)

(Regeling betreffende uitvoer van aardappelen van Jersey naar Verenigd Koninkrijk - Toetredingsakte van 1972 - Protocol nr. 3 betreffende Kanaaleilanden en eiland Man - Verordening nr. 706/73 - Artikelen 23 EG, 25 EG en 29 EG - Heffingen van gelijk werking als douanerechten - Maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen)

(2006/C 10/01)

Procestaal: Engels

In zaak C-293/02, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Royal Court of Jersey (Kanaaleilanden), bij beschikking van 5 augustus 2002, ingekomen bij het Hof op 13 augustus 2002, in de procedure Jersey Produce Marketing Organisation Ltd tegen States of Jersey, Jersey Potato Export Marketing Board, in tegenwoordigheid van: Top Produce Ltd, Fairview Farm Ltd, heeft het Hof (Grote kamer), samengesteld als volgt: V. Skouris, president, C. W. A. Timmermans, A. Rosas, J. Malenovský, kamerpresidenten, J.-P. Puissochet, R. Schintgen, N. Colneric (rapporteur), S. von Bahr, G. Arestis, A. Borg Barthet, M. Ilešič, J. Klučka en U. Lõhmus, rechters; advocaat-generaal: P. Léger; griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 8 november 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)

De bepalingen van artikel 29 EG en artikel 1 van Protocol nr. 3 betreffende de Kanaaleilanden en het eiland Man, gehecht aan de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en de aanpassing der Verdragen, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling als die van het hoofdgeding die:

enerzijds, op straffe van sancties, de producenten van Jersey verbiedt, hun aardappelen aan te bieden voor de uitvoer of uit te voeren naar de markt van het Verenigd Koninkrijk, indien zij niet zijn geregistreerd bij een organisatie als de Jersey Potato Export Marketing Board en daarmee geen afzetovereenkomst hebben gesloten waarin met name wordt bepaald welke oppervlakten met het oog op de uitvoer van de oogst kunnen worden beplant en aan welke kopers die oogst mag worden afgegeven, en

anderzijds, ook op straffe van sancties, alle afzetorganisaties die uitvoer verbiedt, indien zij met diezelfde organisatie geen beheersovereenkomst hebben gesloten, waarin met name wordt bepaald bij welke verkopers zij zich mogen bevoorraden.

2)

De bepalingen van de artikelen 23 EG en 25 EG en artikel 1 van Protocol nr. 3 moeten aldus worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen een regeling als die van het hoofdgeding, die een organisatie als de Jersey Potato Export Marketing Board de bevoegdheid verleent om de aardappelproducenten van Jersey een bijdrage op te leggen waarvan de hoogte wordt vastgesteld aan de hand van de door de betrokkenen geproduceerde hoeveelheden aardappelen die naar het Verenigd Koninkrijk worden uitgevoerd.

3)

Het gemeenschapsrecht staat in de weg aan een bijdrage die onder dezelfde voorwaarden wordt geheven, maar waarvan de hoogte door die organisatie wordt vastgesteld op basis van de landbouwoppervlakte die door de betrokkenen voor de aardappelteelt wordt gebruikt, voorzover de daaruit voortvloeiende opbrengsten dienen om activiteiten te financieren die door die organisatie in strijd met artikel 29 EG worden verricht.


(1)  PB C 247 van 12.10.2002.