10.12.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 315/18 |
Beroep ingesteld op 20 oktober 2005 — GHK Consulting Limited/Commissie van de Europese Gemeenschappen
(Zaak T-383/05)
(2005/C 315/33)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij(en): GHK Consulting Limited (Londen, Verenigd Koninkrijk ) [vertegenwoordiger(s): J-E. Svensson en M. Dittmer, lawyers]
Verwerende partij(en): Commissie van de Europese Gemeenschappen
Conclusies van verzoeker(s)/verzoekster(s)
— |
nietig te verklaren de beschikking van de Commissie van 12 oktober 2005 houdende uitsluiting van de kandidatuur en de offerte die het door verzoekster aangevoerde consortium heeft ingediend in het kader van de aanbesteding EuropeAid/119860/C — Onderdeel nr. 7, en houdende intrekking door de Commissie van haar beschikking om de kaderovereenkomst aan het consortium te gunnen; |
— |
nietig te verklaren elke beschikking van de Commissie volgend op de beschikking van de Commissie van 12 oktober 2005 en, in het bijzonder, elke beschikking van de Commissie om een contract te sluiten met andere inschrijvers; |
— |
de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Onder referentie EuropeAid/119860/C — Onderdeel nr. 7 schreef de Commissie een openbare aanbesteding uit voor een meervoudige kaderovereenkomst om technisch assistenten aan te werven voor kortetermijndeskundigheid die uitsluitend ten goede zou komen aan derde landen die buitenlandse hulp van de Commissie ontvangen. Verzoekster, optredend als aanvoerder van het consortium, bracht een bod uit.
Bij de bestreden beschikking heeft de Commissie verzoeksters consortium uitgesloten omdat het Danish Institute of International Studies (DIIS), een lid van verzoeksters consortium, deel uitmaakte van dezelfde groep als het Danish Institute of Human Rights („DIHR”), dat deelnam aan een ander consortium dat meedong naar hetzelfde contract. Artikel 13 van het betrokken bericht van aanbesteding van de overheidsopdracht verbood rechtspersonen binnen dezelfde juridische groep om meer dan één aanvraag per onderdeel in te dienen.
Tot staving van haar verzoek tot nietigverklaring van de bestreden beschikking betwist verzoekster de conclusie van de Commissie dat DIIS, DIHR en een derde groep juridisch gezien een groep vormen. Volgens verzoekster oefent geen van de entiteiten zeggenschap uit over de anderen, aangezien zij alle volledig autonoom zijn en elk een eigen statuut hebben, geen academische staf delen, hun directie en raad van bestuur worden gekozen door totaal verschillende lichamen en zij geen gemeenschappelijke economische belangen of doeleinden nastreven. Verzoekster voert voorts aan dat elke onduidelijkheid in het bericht van aanbesteding moet worden uitgelegd in het voordeel van de inschrijvers en dat de Commissie verantwoordelijk is voor het niet vooraf duidelijk maken van de voorwaarden voor deelneming.