10.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 315/9


Hogere voorziening, op 19 september 2005 ingesteld door Front national, M. F. Stirbois, B. Gollnisch, C. Lang, J.C. Martinez, P. Claeys, K. Dillen en M. Borghezio tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Tweede kamer) van 11 juli 2005 in zaak T-17/04, Front national e.a. tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

(Zaak C-338/05 P)

(2005/C 315/16)

Procestaal: Frans

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 19 september 2005 hogere voorziening ingesteld door Front national e.a., vertegenwoordigd door W. de Saint-Just, advocaat, tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Tweede kamer) van 11 juli 2005 in zaak T-17/04, Front national e.a. tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie.

Rekwiranten concluderen dat het het Hof behage de bestreden beschikking van 11 juli 2005 te vernietigen, en daaraan alle gevolgen rechtens te verbinden.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwiranten, een politieke partij, het Front national, en leden van het Europees Parlement die tot verschillende nationale politieke partijen behoren (Front national, Lega Nord, Vlaams Blok) hebben het Gerecht om nietigverklaring van verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau (1) verzocht, met name op grond van onwettigheid, schending van de beginselen van gelijkheid, transparantie, politiek pluralisme, en subsidiariteit, en vermoeden van misbruik van procedureregels.

Het Gerecht heeft in de bestreden beschikking van 11 juli 2005 om te beginnen geoordeeld dat het Front national door de bestreden verordening rechtstreeks werd geraakt (punt 48). Daarentegen stelde het Gerecht dat de rekwiranten welke lid van het Parlement zijn door de bestreden verordening niet rechtstreeks werden geraakt (punt 52). Nochtans is duidelijk dat die leden, verkozenen, zich door hun activiteit en engagement binnen hun politieke partij onderscheiden van „iedere ander burger”. Bijgevolg kunnen zij opkomen tegen een handeling betreffende de rechten en het statuut van de politieke formatie waartoe zij behoren. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat het Front national door de bestreden verordening niet individueel werd geraakt (punt 66).

Uit dien hoofde heeft het Gerecht het betoog van het Europees Parlement overgenomen, dat artikel 4 van bedoelde verordening geen rechtstreekse werking heeft, „zodat verordening nr. 2004/2003 ten aanzien van het Front national geen rechtstreeks gevolg heeft”.

Evenwel bepaalt artikel 13 van die verordening dat „de artikelen 4 tot en met 10 van toepassing [zijn] vanaf de opening van de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement na de verkiezingen van juni 2004”. Nu het Front national bij de Europese verkiezingen in alle grote regio's van Frankrijk met en lijst opkomt en het geen twijfel lijdt dat het, gelet op zijn sterke representativiteit in Frankrijk, verkozenen zal hebben, is de stelling dat het Front national in het Europees Parlement zal zijn vertegenwoordigd geen extrapolatie of speculatie. Bijgevolg wordt het Front national rechtstreeks geraakt door de bepalingen van de verordening „betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau”.


(1)  PB L 297, blz. 1.