10.12.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 315/5 |
ARREST VAN HET HOF
(Tweede kamer)
van 20 oktober 2005
in zaak C-6/04: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (1)
(Niet-nakoming - Richtlijn 92/43/EEG - Instandhouding van natuurlijke habitats - Wilde flora en fauna)
(2005/C 315/09)
Procestaal: Engels
In zaak C-6/04, betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 9 januari 2004, Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: M. van Beek en L. Flynn) tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (gemachtigde: C. Jackson, bijgestaan door K. Smith, barrister), heeft het Hof (Tweede kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, R. Schintgen, R. Silva de Lapuerta, G. Arestis en J. Klučka (rapporteur), rechters; advocaat-generaal: J. Kokott; griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier, op 20 oktober 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
1) |
Door niet binnen de gestelde termijn alle maatregelen te treffen die nodig zijn voor een volledige en juiste uitvoering van de vereisten van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, en met name van:
is het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen. |
2) |
Het beroep wordt verworpen voor het overige. |
3) |
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wordt verwezen in de kosten. |