26.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 296/26


Beroep ingesteld op 2 september 2005 — Aqua-Terra Bioprodukt/BHIM

(Zaak T-330/05)

(2005/C 296/56)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij(en): Aqua-Terra Bioprodukt GmbH (Griesheim, Duitsland) [vertegenwoordiger(s): P. A. Müller, advocaat]

Verwerende partij(en): Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij(en) in de procedure voor de kamer van beroep: De Ceuster Meststoffen N.V. (Sint-Katelijne-Waver, België)

Conclusies van verzoeker(s)/verzoekster(s)

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt van 1 juli 2005 in beroepsprocedure R0984/2004-1 te vernietigen;

subsidiair, de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt van 1 juli 2005 in beroepsprocedure R0984/2004-1 te vernietigen, voorzover deze betrekking had op „biologische producten, te weten preparaten voor het verbeteren, saneren en hercultiveren van afvalwater of voor het gebruik in afvalwaterzuiveringsinstallaties” (Engelse versie: „biological substances, namely preparations for conditioning, reconstructing and recultivating sewage or for use in sewage treatment plants”).

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „aqua terra” voor waren van de klassen 1 en 3 — aanvraagnr. 1 480 243

Houder van het oppositiemerk of –teken in de oppositieprocedure: De Ceuster Meststoffen N.V.

Oppositiemerk of –teken: nationaal woordmerk „AQUATERRA” voor waren van de klassen 1, 5 en 31

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie, die werd beperkt tot de waren van klasse 1, en afwijzing van de aanvraag voor alle waren van klasse 1

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep van verzoekster

Aangevoerde middelen: de bestreden beslissing schendt artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 van de Raad, aangezien het gevaar van verwarring van de conflicterende merken verkeerd werd beoordeeld. De vereiste inaanmerkingneming van de waren afzonderlijk en van de soortgelijkheid ervan is niet gebeurd en in plaats daarvan heeft een algemenere beoordeling plaatsgevonden.