26.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 296/4


ARREST VAN HET HOF

(Eerste kamer)

van 13 oktober 2005

in zaak C-458/03 (verzoek van het Verwaltungsgericht, Autonome Sektion für die Provinz Bozen om een prejudiciële beslissing): Parking Brixen GmbH tegen Gemeinde Brixen, Stadtwerke Brixen AG (1)

(Overheidsopdrachten - Procedures voor plaatsing van overheidsopdrachten - Concessie voor diensten - Beheer van betaalde openbare parkeerplaatsen)

(2005/C 296/07)

Procestaal: Duits

In zaak C-458/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Verwaltungsgericht, Autonome Sektion für die Provinz Bozen (Italië), bij beschikking van 23 juli 2003, ingekomen bij het Hof op 30 oktober 2003, in de procedure Parking Brixen GmbH tegen Gemeinde Brixen, Stadtwerke Brixen AG, heeft het Hof (Eerste kamer), samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, K. Schiemann, J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), K. Lenaerts en E. Juhász, rechters; advocaat-generaal: J. Kokott; griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 13 oktober 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)

De gunning van het beheer van een betaalde openbare parkeerplaats door een overheidsinstantie aan een dienstverlener die hiervoor wordt vergoed door middel van bedragen die derden voor het gebruik van deze parkeerplaats betalen, vormt een concessie voor openbare diensten waarop richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening niet van toepassing is.

2)

De artikelen 43 EG en 49 EG, alsmede de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de gunning, zonder oproep tot mededinging, van een concessie voor openbare diensten door een overheidsinstantie aan een uit de omzetting van een speciale onderneming van deze overheidsinstantie ontstane aandelenvennootschap, waarvan het maatschappelijk doel tot belangrijke nieuwe gebieden is verruimd, het kapitaal op korte termijn verplicht moet worden opengesteld voor ander kapitaal, het territoriale werkterrein is uitgebreid tot geheel het land en het buitenland en de raad van bestuur bijzonder ruime beheersbevoegdheden heeft die hij zelfstandig kan uitoefenen.


(1)  PB C 7 van 10.1.2004.