|
29.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 271/10 |
ARREST VAN HET HOF
(Vierde kamer)
van 8 september 2005
in zaak C-462/04: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek (1)
(Niet-nakoming - Richtlijn 2001/40/EG - Onderlinge erkenning van besluiten inzake verwijdering van onderdanen van derde landen - Niet-uitvoering binnen gestelde termijn)
(2005/C 271/19)
Procestaal: Italiaans
In zaak C-462/04, betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 29 oktober 2004, Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: C. O'Reilly en E. de March) tegen Italiaanse Republiek (gemachtigde: I. M. Braguglia, bijgestaan door A. Cingolo, advocaat), heeft het Hof (Vierde kamer), samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, J.N. Cunha Rodrigues en M. Ilešič (rapporteur), rechters; advocaat-generaal: M. Poiares Maduro; griffier: R. Grass, op 8 september 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
|
1) |
Door niet binnen de gestelde termijn alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2001/40/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen, met uitzondering van artikel 7 daarvan, is de Italiaanse Republiek de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen. |
|
2) |
Het beroep wordt voor het overige verworpen. |
|
3) |
De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten. |