29.10.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 271/3


ARREST VAN HET HOF

(Tweede kamer)

van 15 september 2005

in de gevoegde zaken C-281/03 en C-282/03 (verzoeken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven om een prejudiciële beslissing): Cindu Chemicals BV e.a. tegen College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (1)

(Richtlijn 76/769/EEG - Gevaarlijke stoffen - Mogelijkheid voor lidstaten om aanvullende voorwaarden te stellen voor op markt brengen en gebruik van biocide op basis van werkzame stof waarvoor beperkingen zijn gesteld in richtlijn - Houtverduurzamingsmiddelen met koolteerdestillaten (carbolineum en creosootolie) - Houtverduurzamingsmiddelen met koper, chroom en arseen)

(2005/C 271/06)

Procestaal: Nederlands

In de gevoegde zaken C-281/03 en C-282/03, betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland) bij beslissingen van 26 juni 2003, ingekomen bij het Hof op 30 juni 2003, in de procedures Cindu Chemicals BV (C-281/03), Rütgers VFT AG, Touwen & Co. BV, Pearl Paint Holland BV, Elf Atochem Nederland BV, Zijlstra & Co. Verf BV, Chemische Producten Struyk & Co. BV, Van Swaay Schijndel BV, Houtbereiding G. Rozendaal BV, Arch Timber Protection BV (C-282/03) tegen College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen, in tegenwoordigheid van: Stichting Behoud Leefmilieu en Natuur Maas en Waal, heeft het Hof (Tweede kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, R. Silva de Lapuerta, J. Makarczyk, P. Kūris en G. Arestis (rapporteur), rechters; advocaat-generaal: F. G. Jacobs; griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 15 september 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten, zoals gewijzigd bij richtlijn 94/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994, moet aldus worden uitgelegd dat zij een lidstaat niet toestaat, andere dan de daarin geformuleerde voorwaarden vast te stellen voor het op de markt brengen en het gebruik van een biocide waarvan de werkzame stof is genoemd in bijlage I ervan, onverminderd de toepassing van andere desbetreffende communautaire voorschriften tot vaststelling van specifieke voorwaarden voor dat product.


(1)  PB C 251 van 18.10.2003.