20.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 205/29


Beroep, op 15 juni 2005 ingesteld door AEPI AE tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-229/05)

(2005/C 205/53)

Procestaal: Grieks

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 15 juni 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Elliniki Etairia pros Prostasian tis Pnevmatikis Idioktisias, gevestigd te Maroussi, Attica, vertegenwoordigd door Th. Asprogerakas-Grivas, advocaat.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

de bestreden beschikking van de Europese Commissie onwettig en nietig te verklaren, en te erkennen dat de gehele praktijk van de gelaakte ondernemingen met betrekking tot naburige rechten het gemeenschapsrecht schendt;

de bij de bestreden beschikking afgewezen klacht 2001/4372,56(2001)A/3603/2 geheel te aanvaarden;

de Europese Commissie te verwijzen in de kosten en de honoraria van verzoeksters advocaat.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster, een onderneming voor het gezamenlijk beheer van intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot muziek in Griekenland, heeft bij de Europese Commissie een klacht ingediend inzake een gestelde schending van de artikelen 81 en 82 EG door de ondernemingen ERATO, APOLLON en GRAMMO, die respectievelijk belast zijn met het beheer van de naburige rechten van zangers, muzikanten en platenfirma's en –producenten. Met haar klacht stelde verzoekster dat deze ondernemingen, die in Griekenland een monopolie hebben op de naburige rechten op deze gebieden, door gezamenlijk als een kartel op te treden, de naburige rechten op een zo hoog niveau hebben vastgesteld dat vele amusementsondernemingen, die deze rechten niet konden betalen, het gebruik van muziek in hun lokalen hebben gestaakt, waardoor de bij verzoekster aangesloten intellectuele scheppers van muziek hun intellectuele rechten zijn ontnomen.

Verzoekster vordert nietigverklaring van het besluit van de Commissie tot afwijzing van haar klacht. Zij stelt dat de Commissie ten onrechte heeft aangenomen dat er geen risico voor verstoring van de gemeenschappelijke markt bestaat, aangezien alle betrokkenen in Griekenland zijn gevestigd. Volgens verzoekster volstaat het loutere feit dat een schending van de mededingingsregels uitsluitend in één enkele lidstaat plaatsvindt, niet om deze schending als niet belangrijk te beschouwen. Verder stelt verzoekster dat de Commissie heeft verzuimd alle in de klacht vermelde redenen te onderzoeken. Ten slotte stelt verzoekster dat de gestelde schending de handel tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden.