ARREST VAN HET HOF

(Grote kamer)

van 28 juni 2005

in de gevoegde zaken C-189/02 P, C-202/02 P, C-205/02 P tot en met C-208/02 P en C-213/02 P: Dansk Rørindustri A/S e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen e.a. (1)

(Hogere voorziening - Mededinging - Buizen voor afstandsverwarming (voorgeïsoleerde buizen) - Artikel 85, lid 1, EG-Verdrag (thans artikel 81, lid 1, EG) - Mededingingsregeling - Boycot - Geldboeten - Richtsnoeren voor berekening van bedrag van geldboeten - Geen terugwerkende kracht - Gewettigd vertrouwen - Wettigheid - Mededeling inzake medewerking - Motiveringsplicht)

(2005/C 205/01)

Procestalen: Deens, Duits en Engels

In de gevoegde zaken C-189/02 P, C-202/02 P, C-205/02 P tot en met C-208/02 P en C-213/02 P, betreffende hogere voorzieningen krachtens artikel 49 van het Statuut-EG van het Hof van Justitie, ingesteld op 17 mei 2002 wat de eerste zaak betreft, op 29 mei 2002 wat de tweede zaak betreft, op 3 juni 2002 wat de volgende vier zaken betreft, en op 5 juni 2002 wat de laatste zaak betreft, Dansk Rørindustri A/S, gevestigd te Fredericia (Denemarken), (advocaten: K. Dyekjær-Hansen en K. Høegh) (C-189/02 P), Isoplus Fernwärmetechnik Vertriebsgesellschaft mbH, gevestigd te Rosenheim (Duitsland), Isoplus Fernwärmetechnik Gesellschaft mbH, gevestigd te Hohenberg (Oostenrijk), Isoplus Fernwärmetechnik GmbH, gevestigd te Sondershausen (Duitsland), (advocaat: P. Krömer) (C-202/02 P), KE KELIT Kunststoffwerk GmbH, gevestigd te Linz (Oostenrijk), (advocaat: W. Löbl) (C-205/02 P), LR af 1998 A/S, voorheen Løgstør Rør A/S, gevestigd te Løgstør (Denemarken), (advocaten: D. Waelbroeck en H. Peytz) (C-206/02 P), Brugg Rohrsysteme GmbH, gevestigd te Wunstorf (Duitsland), (advocaten: T. Jestaedt, H.-C. Salger en M. Sura) (C-207/02 P), LR af 1998 (Deutschland) GmbH, voorheen Lögstör Rör (Deutschland) GmbH, gevestigd te Fulda (Duitsland), (advocaat: H. J. Hellmann) (C-208/02 P), ABB Asea Brown Boveri Ltd, gevestigd te Zürich (Zwitserland), (advocaten: A. Weitbrecht, J. Ruiz Calzado, en M. Bay) (C-213/02 P), andere partijen in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen [gemachtigden: W. Mölls, P. Oliver en H. Støvlbæk, bijgestaan door advocaten A. Böhlke (C-189/02 P, C-202/02 P, C-205/02 P en C-208/02 P) en R. Thompson (C-206/02 P en C-213/02 P)], HFB Holding für Fernwärmetechnik Beteiligungsgesellschaft mbH & Co. KG, HFB Holding für Fernwärmetechnik Beteiligungsgesellschaft mbH Verwaltungsgesellschaft (advocaat: P. Krömer) (C-202/02 P), heeft het Hof (Grote kamer), samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann, C. W. A. Timmermans (rapporteur) en R. Silva de Lapuerta, kamerpresidenten, C. Gulmann, R. Schintgen, N. Colneric, S. von Bahr en J. N. Cunha Rodrigues, rechters; advocaat-generaal: A. Tizzano; griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier, en M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 28 juni 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

(1)  PB C 71 van 20.3.2004.