6.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 193/11


Verzoek van het Tribunal administratif de Lyon van 7 april 2005 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Jean Auroux e.a. en Commune de Roanne — Interveniënte: Société d'équipement du département de la Loire

(Zaak C-220/05)

(2005/C 193/19)

Procestaal: Frans

Het Tribunal administratif de Lyon heeft bij beschikking van 7 april 2005, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 17 mei 2005, in het geding tussen Jean Auroux e.a. en Commune de Roanne — Interveniënte: Société d'équipement du département de la Loire, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1.

Is een overeenkomst waarbij een eerste aanbestedende dienst een tweede aanbestedende dienst belast met de uitvoering, voor een doelstelling van algemeen belang, van een project van ruimtelijke ontwikkeling, in het kader waarvan die tweede aanbestedende dienst aan de eerste bouwwerken overdraagt om te voorzien in zijn behoeften, en na afloop waarvan de eerste aanbestedende dienst automatisch eigenaar wordt van de grond en de bouwwerken die niet aan derden zijn overgedragen, een overheidsopdracht voor de uitvoering van werken in de zin van het bepaalde in artikel 1 van de gewijzigde richtlijn 93/37/EEG van 14 juni 1993 (1)?

2.

Ingeval de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet dan voor de raming van de in artikel 6 van de genoemde richtlijn vastgestelde drempel van 5 000 000 bijzondere trekkingsrechten rekening worden gehouden met enkel de prijs die in ruil voor de verkoop van de aan de aanbestedende dienst overgedragen bouwwerken is betaald, dan wel met de som van deze prijs en de betaalde bijdragen, ook indien deze bijdragen slechts gedeeltelijk voor de uitvoering van deze werken worden aangewend, of ten slotte met het totale bedrag van de werken, aangezien de bij het verstrijken van de overeenkomst niet verkochte goederen automatisch eigendom van de eerste aanbestedende dienst worden en deze dan voor de uitvoering van de lopende contracten zorgt en de door de tweede aanbestedende dienst aangegane schulden overneemt?

3.

Ingeval de eerste en de tweede vraag bevestigend worden beantwoord, is de eerste aanbestedende dienst dan voor de sluiting van een dergelijke overeenkomst vrijgesteld van de verplichting, de in deze richtlijn vastgestelde aanbestedingsprocedures toe te passen, op grond dat deze overeenkomst enkel kan worden aangegaan met bepaalde rechtspersonen en dezelfde procedures door de tweede aanbestedende dienst worden toegepast voor de gunning van zijn opdrachten voor de uitvoering van werken?


(1)  Richtlijn 93/37/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 199, van 9/8/1993 blz. 54).