23.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 182/19 |
BESCHIKKING VAN HET HOF
(Vierde kamer)
van 15 maart 2005
in zaak C-553/03 P, Panhellenic Union of Cotton Ginners and Exporters tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, Helleense Republiek (1)
(Hogere voorziening - Staatssteun - Beroep tot nietigverklaring - Artikel 119 van het Reglement voor de procesvoering)
(2005/C 182/36)
Procestaal: Engels
In zaak C-553/03 P, betreffende een hogere voorziening krachtens artikel 56 van het Statuut van het Hof van Justitie, ingesteld op 30 december 2003, Panhellenic Union of Cotton Ginners and Exporters (advocaten: K. Adamantopoulos en J. Gutiérrez Gisbert), domicilie gekozen hebbende te Luxemburg, andere partijen in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigde: N. Khan), en Helleense Republiek (gemachtigden: V. Kontolaimos en I. Chalkias), heeft het Hof (Vierde kamer), samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur) en E. Juász, rechters; advocaat-generaal: L. A. Geelhoed; griffier: R. Grass, op 15 maart 2005 een beschikking gegeven waarvan het dictum luidt als volgt:
1. |
De hogere voorziening wordt afgewezen. |
2. |
Panhellenic Union of Cotton Ginners and Exporters zal naast haar eigen kosten de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen in de onderhavige procedure gemaakte kosten dragen. |
3. |
De Helleense Republiek zal haar eigen kosten dragen. |