|
23.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 182/14 |
ARREST VAN HET HOF
(Tweede kamer)
van 2 juni 2005
in zaak C-15/04 (verzoek van het Bundesvergabeamt om een prejudiciële beslissing): Koppensteiner GmbH tegen Bundesimmobiliengesellschaft mbH (1)
(Overheidsopdrachten - Richtlijn 89/665/EEG - Beroepsprocedure inzake plaatsen van overheidsopdrachten - Intrekking van aanbesteding na opening van inschrijvingen - Rechterlijke toetsing - Omvang - Doeltreffendheidsbeginsel)
(2005/C 182/26)
Procestaal: Duits
In zaak C-15/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesvergabeamt (Oostenrijk) bij beslissing van 12 januari 2004, ingekomen bij het Hof op 19 januari 2004, in de procedure Koppensteiner GmbH tegen Bundesimmobiliengesellschaft mbH, heeft het Hof (Tweede kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, R. Silva de Lapuerta, C. Gulmann (rapporteur), P. Kūris en G. Arestis, rechters; advocaat-generaal: C. Stix-Hackl; griffier: R. Grass, op 2 juni 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
De bevoegde rechter is gehouden nationale bepalingen buiten toepassing te laten die hem beletten te voldoen aan de verplichting die voortvloeit uit de artikelen 1, lid 1, en 2, lid 1, sub b, van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening.