23.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 182/7


ARREST VAN HET HOF

(Eerste kamer)

van 26 mei 2005

in zaak C-283/03 (verzoek van het College van Beroep voor het bedrijfsleven om een prejudiciële beslissing): A. H. Kuipers tegen Productschap Zuivel (1)

(Gemeenschappelijke ordening der markten - Melk en zuivelproducten - Verordening (EEG) nr. 804/68 - Nationale regeling volgens welke melkfabrieken naar gelang van de kwaliteit van de geleverde melk een korting toepassen dan wel een toeslag betalen op de aan melkveehouders te betalen prijs - Onverenigbaarheid)

(2005/C 182/14)

Procestaal: Nederlands

In zaak C-283/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland) bij uitspraak van 27 juni 2003, ingekomen bij het Hof op 30 juni 2003, in de procedure A. H. Kuipers tegen Productschap Zuivel, heeft het Hof (Eerste kamer), samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, K. Lenaerts, J. N. Cunha Rodrigues, K. Schiemann (rapporteur) en M. Ilešič, rechters; advocaat-generaal: J. Kokott; griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 26 mei 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

De gemeenschappelijke prijsregeling die ten grondslag ligt aan de gemeenschappelijke marktordening in de sector melk en zuivelproducten, zoals ingesteld bij verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1538/95 van de Raad van 29 juni 1995, verzet zich ertegen dat de lidstaten eenzijdig bepalingen vaststellen die ingrijpen in het prijsvormingsmechanisme wanneer de prijzen, in dezelfde productiefase, door de gemeenschappelijke ordening worden geregeld. Dit is het geval ten aanzien van een stelsel als van het hoofdgeding dat, ongeacht de beweerde of aantoonbare doelstelling ervan, een mechanisme invoert, inhoudend dat:

melkfabrieken een korting op de prijs van de hun geleverde melk moeten toepassen wanneer de melk niet aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoet, en

de bedragen die aldus in een bepaalde periode door alle melkfabrieken zijn ingehouden, na totalisatie en eventuele onderlinge verrekening tussen de melkfabrieken, in de vorm van door elke melkfabriek uitgekeerde toeslagen ten belope van een gelijk bedrag per 100 kg melk die haar gedurende die periode is geleverd, worden verdeeld onder uitsluitend die melkveehouders die melk hebben geleverd die wél aan voornoemde kwaliteitscriteria voldoet.


(1)  PB C 213 van 6.9.2003.