9.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 171/9


Verzoek van het Sozialgericht Berlin van 11 april 2005 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Innovative Technology Center GmbH (ITC) en Bundesagentur für Arbeit

(Zaak C-208/05)

(2005/C 171/17)

Procestaal: Duits

Het Sozialgericht Berlin heeft bij beschikking van 11 april 2005, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 12 mei 2005, in het geding tussen Innovative Technology Center GmbH (ITC) en Bundesagentur für Arbeit, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1)

In welke mate vormt een uitlegging van § 421g, lid 1, tweede zin, van het derde boek van het Sozialgesetzbuch — Arbeitsförderung (hierna: „SGB III”) volgens welke een verplicht aan de sociale zekerheid onderworpen betrekking enkel een betrekking is die binnen de werkingssfeer van het Sozialgesetzbuch valt, een inbreuk op de gemeenschaprechtelijke regels die het vrije verkeer van personen waarborgen, in het bijzonder de artikelen 18 en 39 EG en de artikelen 3 en 7 van verordening nr. 1612/68 (1)?

2)

a)

In welke mate is een met het Europese recht conforme uitlegging van de bepaling mogelijk en noodzakelijk om een eventuele inbreuk te vermijden zoals die is beschreven in de eerste vraag?

b)

Voor het geval een met het gemeenschapsrecht conforme uitlegging niet mogelijk of noodzakelijk is: in welke mate vormt § 421g, lid 1, tweede zin, SGB III een inbreuk op het gemeenschapsrecht dat het vrije verkeer van personen waarborgt?

3)

In welke mate vormt een uitlegging van § 421g, lid 1, tweede zin, SGB III volgens welke een verplicht aan de sociale zekerheid onderworpen betrekking enkel een betrekking is die binnen de werkingssfeer van het Sozialgesetzbuch valt, een inbreuk op de gemeenschapsrechtelijke regels die het vrije verkeer van diensten en de mededinging waarborgen, in het bijzonder de artikelen 49, 50 en 87 junctis de artikelen 81, 85 en 86 EG of andere regels van gemeenschapsrecht?

4)

a)

In welke mate is een met het Europese recht conforme uitlegging van de bepaling mogelijk en noodzakelijk om een eventuele inbreuk te vermijden zoals die is beschreven in de derde vraag?

b)

Voor het geval een met het gemeenschapsrecht conforme uitlegging niet mogelijk of noodzakelijk is: in welke mate vormt § 421g, lid 1, tweede zin, SGB III een inbreuk op het gemeenschapsrecht voorzover het vrije verkeer van werknemers niet wordt gewaarborgd?


(1)  PB L 257, blz. 2.