25.6.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/25 |
Beroep, op 15 april 2005 ingesteld door Carmela Lo Giudice tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
(Zaak T-154/05)
(2005/C 155/50)
Procestaal: Frans
Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 15 april 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Carmela Lo Giudice, wonende te Strombeek-Bever (België), vertegenwoordigd door Gilles Bounéou en Frédéric Frabetti, advocaten, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.
Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:
1. |
nietig te verklaren het uitdrukkelijke afwijzingsbesluit nr. 05/399 van 18 januari 2005; |
2. |
voorzover nodig, nietig te verklaren het stilzwijgend besluit tot afwijzing van verzoekster verzoek om bijstand van 28 november 2003, en nietig te verklaren het stilzwijgend besluit tot afwijzing van verzoekster verzoek om bijstand van 23 december 2003; |
3. |
vast te stellen dat verzoekster het slachtoffer is geweest van pesterijen op het werk; |
4. |
verweerster te veroordelen verzoekster een morele schadevergoeding te betalen van 100 000 euro (honderdduizend euro), onder voorbehoud van met die pesterijen verband houdende verhoging of herziening, aangezien verzoeksters toekomst totaal onzeker is en haar gezondheid zwaar is aangetast; |
5. |
onder voorbehoud van verdere maatregelen die rechtens noodzakelijk zijn, met name het recht om kennisname te vorderen van de getuigenverhoren die in de conclusie van IDOC van 7 januari 2005 zijn vermeld; |
6. |
verweerster te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekster, ambtenaar van de Commissie, heeft op 28 november 2003 en op 23 december 2003 bij haar hiërarchieke chefs een verzoek om bijstand ingediend, waarin zij stelde binnen haar eenheid het slachtoffer te zijn van pesterijen op het werk. Met haar beroep komt zij op tegen de afwijzing van haar verzoeken en van haar daarna ingediende klacht.
Tot staving van haar beroep stelt verzoekster dat, gelet op het aantal taken waarmee zij door haar chef werd belast en op de emails die haar chef haar stuurde, niet valt te ontkennen dat zij het slachtoffer is geweest van echte pesterijen op het werk. Derhalve schenden de bestreden besluiten artikel 12 van het Statuut.
De afwijzing van haar verzoeken om bijstand schendt volgens verzoekster artikel 24 van het Statuut en het voorstel van 15 oktober 2003 van N. Kinnock inzake het beleid op het gebied van pesterijen op het werk. Voorts betoogt verzoekster dat het besluit van 18 januari 2005 niet met redenen is omkleed en beroept zij zich op het beginsel van verbod van willekeur, misbruik van bevoegdheid, schending van het gewettigd vertrouwen en van de regel „Patere legem quam ipse fecisti”, en schending van de zorgplicht.