28.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 132/33


Beroep, op 29 maart 2005 ingesteld door Franco Campoli tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-135/05)

(2005/C 132/60)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 29 maart 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Franco Campoli, wonende te Londen, vertegenwoordigd door S. Rodrigues en A. Jaume, advocaten, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

nietig te verklaren het besluit van het TABG van 13 december 2004 houdende afwijzig van de klacht die hij op grond van artikel 90, lid 2, van het Statuut had ingediend, samen met, enerzijds, het in de klacht gelaakte besluit van het TABG waarbij per 1 mei 2004 de op verzoekers pensioen toepasselijke aanpassingscoëfficiënt, kostwinnerstoelage en vaste toelage voor schoolgaande kinderen is gewijzigd, en anderzijds, verzoekers bezoldigingsafrekeningen voorzover zij vanaf mei 2004 zijn vastgesteld met toepassing van laatstgenoemd besluit;

verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker in de onderhavige zaak vordert in wezen toepassing van de aanpassingscoëfficiënt die vóór 1 mei 2004 op zijn pensioen van toepassing was, en zulks met terugwerkende kracht tot 1 mei 2004.

Dienaangaande zij eraan herinnerd dat in het kader van de overgang van de oude naar de nieuwe regeling inzake de aanpassingscoëfficiënt na de wijziging van het statuut van het Europese overheidspersoneel te dekken; artikel 20, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut voorziet in een overgangsperiode van vijf jaar, van 1 mei 2004 tot 1 mei 2009, tijdens welke de aanpassingscoëfficiënt geleidelijk wordt verminderd.

Ter ondersteuning van zijn verzoekschrift werpt verzoeker in wezen een exceptie van onwettigheid op als bedoeld in artikel 241 van het Verdrag, op grond dat artikel 20 van bijlage XIII bij het Statuut in casu onwettig is.

Hij stelt dienaangaande:

schending van zijn gewettigd vertrouwen gelet op de toezegging die de administratie zou hebben gedaan dat het nieuwe Statuut geen negatieve invloed zou hebben op zijn situatie:

niet-inachtneming van het beginsel van gelijke behandeling en van het non-discriminatiebeginsel wegens het aan de woonplaats gerelateerde verschil in behandeling tussen ambtenaren in actieve dienst en gepensioneerde ambtenaren;

inbreuk op zijn verkregen rechten wegens de wijziging van de bepalende aanstellingsvoorwaarden, bekeken op de datum van zijn pensionering;

schending van het beginsel van behoorlijk bestuur.