28.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 132/5


ARREST VAN HET HOF

(Derde kamer)

van 14 april 2005

in de gevoegde zaken C-128/03 en C-129/03 (verzoeken van de Consiglio di Stato om een prejudiciële beslissing): AEM SpA (C-128/03), AEM Torino SpA (C-129/03) tegen Autorità per l'energia elettrica e per il gas e.a. (1)

(Interne markt voor elektriciteit - Verhoging van vergoeding voor toegang tot en gebruik van nationaal transmissienet - Steunmaatregelen van staten - Richtlijn 96/92/EG - Toegang tot net - Non-discriminatiebeginsel)

(2005/C 132/09)

Procestaal: Italiaans

In de gevoegde zaken C-128/03 en C-129/03, betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) bij beslissingen van 14 januari 2003, ingekomen bij het Hof op 24 maart 2003, in de procedures AEM SpA (C-128/03), AEM Torino SpA (C-129/03) tegen Autorità per l'energia elettrica e per il gas e.a., in tegenwoordigheid van: ENEL Produzione SpA, heeft het Hof (Derde kamer), samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, A. Borg Barthet, S. von Bahr (rapporteur), J. Malenovský en U. Lõhmus, rechters; advocaat-generaal: C. Stix-Hackl; griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur, op 14 april 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)

Met een maatregel zoals in het hoofdgeding, die uitsluitend aan producenten-distributeurs van door hydro-elektrische en geothermische centrales geproduceerde elektriciteit tijdelijk een verhoging van de vergoeding voor de toegang tot en het gebruik van het nationale transmissienet oplegt ter compensatie van het voordeel dat voor deze ondernemingen tijdens de overgangsperiode voortvloeit uit de liberalisatie van de elektriciteitsmarkt ingevolge de omzetting van richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, wordt tussen ondernemingen onderscheid gemaakt ten aanzien van de lasten, welk onderscheid voortvloeit uit de aard en de opzet van het betrokken lastenstelsel. Dit onderscheid kan als zodanig dus niet als een steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 87 EG worden beschouwd.

Het onderzoek van een steunmaatregel mag echter niet worden losgemaakt van de gevolgen van de wijze van financiering ervan. Wanneer in een situatie zoals in het hoofdgeding een dwingend bestemmingsverband bestaat tussen de verhoging van de vergoeding voor de toegang tot en het gebruik van het nationale transmissienet en een nationale steunregeling, in die zin dat de opbrengst van de verhoging noodzakelijkerwijs voor de financiering van deze steun wordt bestemd, is de genoemde verhoging een integrerend onderdeel van deze regeling en dient zij dus in samenhang daarmee te worden onderzocht.

2)

De regel van richtlijn 96/92 inzake de niet-discriminatoire toegang tot het nationale distributienet belet een lidstaat niet een tijdelijke maatregel te treffen zoals in het hoofdgeding, die slechts bepaalde producenten-distributeurs van elektriciteit een verhoging van de vergoeding voor de toegang tot en het gebruik van dat net oplegt ter compensatie van het voordeel dat voor deze ondernemingen tijdens de overgangsperiode voortvloeit uit de wijziging van de juridische context na de liberalisatie van de elektriciteitsmarkt ingevolge de omzetting van deze richtlijn. Het staat evenwel aan de verwijzende rechter om zich ervan te vergewissen dat de verhoging van de vergoeding niet verder gaat dan wat vereist is om het genoemde voordeel te compenseren.


(1)  PB C 146 van 21.6.2003.