|
28.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 132/4 |
ARREST VAN HET HOF
(Derde kamer)
van 14 april 2005
in zaak C-110/03: Koninkrijk België tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen (1)
(Beroep tot nietigverklaring - Verordening (EG) nr. 2204/2002 - Horizontale staatssteun - Werkgelegenheidssteun - Rechtszekerheid - Subsidiariteit - Evenredigheid - Samenhang van gemeenschapsactie - Non-discriminatie - Verordening (EG) nr. 994/98 - Exceptie van onwettigheid)
(2005/C 132/08)
Procestaal: Frans
In zaak C-110/03, betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 10 maart 2003, Koninkrijk België (gemachtigden: aanvankelijk A. Snoecx, vervolgens E. Dominkovits, bijgestaan door D. Waelbroeck en D. Brinckman) tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, (gemachtigde: G. Rozet), ondersteund door Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, (gemachtigde: K. Manji), heeft het Hof (Derde kamer), samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, A. Borg Barthet, J. P. Puissochet, J. Malenovský (rapporteur) en U. Lõhmus, rechters, advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer, griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur, op 14 april 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
|
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
|
2) |
Het Koninkrijk België wordt verwezen in de kosten. |