14.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 115/3


ARREST VAN HET HOF

(Derde kamer)

van 10 maart 2005

in de gevoegde zaken C-96/03 en C-97/03 (verzoek van het College van Beroep voor het bedrijfsleven om een prejudiciële beslissing): A. Tempelman tegen Directeur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (1)

(Landbouw - Bestrijding van mond- en klauwzeer - Conservatoire maatregelen ter aanvulling van in richtlijn 85/511/EEG bepaalde maatregelen - Bevoegdheden van lidstaten)

(2005/C 115/05)

Procestaal: Nederlands

In de gevoegde zaken C-96/03 en C-97/03, betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland) bij beslissingen van 7 januari 2003, ingekomen bij het Hof op 4 maart 2003, in de procedures A. Tempelman (C-96/03), Echtgenoten T. H. J. M. van Schaijk (C-97/03) tegen Directeur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, heeft het Hof (Derde kamer), samengesteld als volgt: A. Rosas (rapporteur), kamerpresident, A. Borg Barthet, J.-P. Puissochet, J. Malenovský en U. Lõhmus, rechters; advocaat-generaal: M. Poiares Maduro; griffier: M. Múgica Arzamendi, hoofdadministrateur, op 10 maart 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

Omdat mond- en klauwzeer een ernstig gevaar voor de veestapel oplevert, verleent artikel 10, lid 1, van richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt, de lidstaten de bevoegdheid om maatregelen ter bestrijding van deze ziekte te nemen ter aanvulling van de maatregelen bepaald in richtlijn 85/511/EEG van de Raad van 18 november 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer, zoals gewijzigd bij richtlijn 90/423/EEG van de Raad van 26 juni 1990, met name de bevoegdheid om te besluiten tot doding van dieren van een aangrenzend bedrijf of van dieren die zich binnen een bepaalde straal rond een bedrijf met besmette dieren bevinden.

Dergelijke aanvullende maatregelen moeten worden genomen met eerbiediging van de doelstellingen van de geldende gemeenschapsregeling en, inzonderheid, van richtlijn 85/511, zoals gewijzigd bij richtlijn 90/423, van de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht, waaronder het evenredigheidsbeginsel, en van de in artikel 10, lid 1, van richtlijn 90/425 geformuleerde verplichting tot kennisgeving en mededeling.


(1)  PB C 146 van 21.6.2003.