30.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 106/4


ARREST VAN HET HOF

(grote kamer)

van 15 februari 2005

in zaak C-13/03 P: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Tetra Laval BV (1)

(Hogere voorziening - Mededinging - Verordening (EEG) nr. 4064/89 - Arrest tot vaststelling van onwettigheid van beschikking waarbij scheiding van ondernemingen is gelast wegens onwettigheid van eerdere beschikking waarbij concentratie onverenigbaar met gemeenschappelijke markt is verklaard)

(2005/C 106/07)

Procestaal: Engels

In zaak C-13/03 P, betreffende een hogere voorziening krachtens artikel 49 van het Statuut-EG van het Hof van Justitie, ingesteld op 8 januari 2003, Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: M. Petite, A. Whelan en P. Hellström), andere partij bij de procedure: Tetra Laval BV, gevestigd te Amsterdam (Nederland), (advocaten: A. Vandencasteele, D. Waelbroeck en M. Johnsson, A. Weitbrecht en S. Völcker), heeft het Hof (grote kamer), samengesteld als volgt: P. Jann, president van de Eerste kamer, waarnemend voor de president, C. W. A. Timmermans en A. Rosas (rapporteur), kamerpresidenten, C. Gulmann, J.-P. Puissochet, R. Schintgen, N. Colneric, S. von Bahr en J. N. Cunha Rodrigues, rechters; advocaat-generaal: A. Tizzano; griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur, op 15 februari 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)

Op de hogere voorziening behoeft geen uitspraak te worden gedaan.

2)

De Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 70 van 22.3.2003.