16.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 93/40 |
Beroep, op 19 februari 2005 ingesteld door Andrea Balduini tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
(Zaak T-77/05)
(2005/C 93/73)
Procestaal: Italiaans
Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 19 februari 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Andrea Balduini, vertegenwoordigd door G. Balduini, advocaat.
Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:
1) |
na nietigverklaring van besluit ADMIN. B.2-PC/amd-D(2004)27617 van het TABG van 12 november 2004, meegedeeld per aangetekende brief van 15 november 2004 die is ontvangen op 22 november 2004, de vragen 11 en 36 van proef A (kennis van het vakgebied) van het vergelijkend onderzoek EPSO/A/11/03 nietig te verklaren, of, subsidiair, één van deze vragen nietig te verklaren; |
2) |
en, bijgevolg, na nietigverklaring van het besluit van de jury van het vergelijkend onderzoek EPSO/A/11/03, waarvan verzoeker bij mededeling EPSO/5000LM – EN van 14 mei 2004 in kennis is gesteld, vast te stellen dat verzoeker met zijn score tot de 450 beste kandidaten behoort en hem derhalve toe te laten tot de volgende fasen van het vergelijkend onderzoek EPSO/A/11/03; |
3) |
de Commissie te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoeker in de onderhavige zaak heeft deelgenomen aan het algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/A/11/03, waarvan de eerste fase uit drie voorselectieproeven bestond.
Bij mededeling van 14 mei 2004 heeft de jury verzoeker meegedeeld dat het door hem behaalde resultaat op de voorselectieproeven, in totaal 44,726 punten, niet tot de 450 beste scores kon worden gerekend, zodat hij niet tot de volgende proeven werd toegelaten.
Bij een volgende mededeling heeft de jury alle kandidaten laten weten dat de resultaten van de voorselectieproeven waren vastgesteld na intrekking door de jury, van vijf vragen van deze proeven (vraag 17 van proef A, vragen 4 en 20 van proef B, en vragen 45 en 52 van proef C).
Het bij de jury ingediende verzoek om herziening en de bij EPSO ingediende klacht zijn afgewezen. Deze twee verzoeken strekten tot intrekking van twee andere vragen van proef A (vragen 11 en 36), die volstrekt onjuist, onlogisch en onbegrijpelijk zijn, zodat verzoeker met zijn resultaat wél tot de 450 beste kandidaten kan worden gerekend en aan de volgende fasen van het vergelijkend onderzoek kan deelnemen. Deze twee verzoeken zijn afgewezen.
Tot staving van zijn beroep voert verzoeker schending aan van het in artikel 5, lid 3, van het Statuut neergelegde beginsel van gelijke behandeling.