8.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 6/16


ARREST VAN HET HOF

(Zesde kamer)

van 18 november 2004

in zaak C-482/03: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Ierland (1)

(Niet-nakoming - Richtlijn 2001/14/EG - Spoorwegen in Gemeenschap - Toewijzing van infrastructuurcapaciteit, heffing van rechten voor gebruik van infrastructuur en veiligheidscertificering - Niet-omzetting binnen gestelde termijn)

(2005/C 6/30)

Procestaal: Engels

In zaak C-482/03, betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 19 november 2003, Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigde: W. Wils) tegen Ierland (gemachtigde: D. O'Hagan, bijgestaan door D. Moloney, BL), heeft het Hof (Zesde kamer), samengesteld als volgt: J.-P. Puissochet, waarnemend voor de president van de Zesde kamer, S. von Bahr en U. Lõhmus (rapporteur), rechters; advocaat-generaal: L. A. Geelhoed; griffier: R. Grass, op 18 november 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)

Door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering, is Ierland de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2)

Ierland wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 7 van 10.01.2004.