4.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 300/34


Beroep, op 8 oktober 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk België

(Zaak C-433/04)

(2004/C 300/65)

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 8 oktober 2004 beroep ingesteld tegen Koninkrijk België door Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door D. Triantafyllou als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen concludeert dat het het Hof behage:

vast te stellen dat het Koninkrijk België, door opdrachtgevers en aannemers die een beroep doen op niet in België geregistreerde buitenlandse aannemers te verplichten 15 % van het voor de uitgevoerde werken verschuldigde bedrag in te houden en hen hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor belastingschulden van hun niet in België geregistreerde buitenlandse medecontractanten, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens de artikelen 49 en 50 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

het Koninkrijk België te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De nationale regeling in de bouwsector die opdrachtgevers en aannemers op straffe van een geldboete verplicht om bij elke betaling aan hun niet in België geregistreerde medecontractanten 15 % van het factuurbedrag in te houden en door te storten aan de Belgische autoriteiten om de betaling of de inning van eventuele belastingschulden van laatstgenoemden te verzekeren, vormt een belemmering van het vrij verrichten van diensten in de zin van de artikelen 49 en 50 EG. Ook de hoofdelijke aansprakelijkheid van opdrachtgevers en aannemers voor de belastingschulden van hun niet-geregistreerde medecontractanten ten belope van 35 % van de totaalprijs van de werken, exclusief BTW, is in strijd met deze bepalingen.

Deze regelingen kunnen aannemers en opdrachtgevers ervan weerhouden om een beroep te doen op niet in België geregistreerde aannemers. Het feit dat hun hoofdelijke aansprakelijkheid voor de belastingschulden van hun medecontractanten automatisch ontstaat, is onverenigbaar met het evenredigheidsbeginsel en vormt een niet-gerechtvaardigde schending van hun eigendomsrecht en hun rechten van de verdediging. Het automatisme bestaat hierin dat de administratie geen fout of medeplichtigheid van de opdrachtgever of de aannemer hoeft aan te tonen. De aansprakelijkheid kan zich ook uitstrekken tot belastingschulden voor werken die de medecontractant voor andere personen heeft verricht. Verder wordt niet-nakoming van de inhoudingsverplichting bestraft met een geldboete ten belope van het dubbele van het in te houden bedrag.

Deze regelingen vormen ook een echte hindernis voor niet-geregistreerde aannemers die hun diensten in België willen aanbieden. Zij moeten immers genoegen nemen met het factuurbedrag min 15 %, ook al hebben zij geen belastingschuld waarmee deze inhouding zou kunnen worden verrekend, terwijl zij dit bedrag pas na enige tijd kunnen recupereren door een terugbetalingsaanvraag in te dienen.

Deze maatregelen zijn niet objectief gerechtvaardigd. Om te beginnen is een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter de in deze regelingen bedoelde belastingen meestal niet verschuldigd. In de specifieke gevallen waarin toch belastingschulden in België dienen te worden betaald of geïnd, is de betrokken regeling, door het algemene karakter ervan, onevenredig.

Ten slotte kan de mogelijkheid tot registratie de inhoudingsverplichting en de hoofdelijke aansprakelijkheid niet rechtvaardigen. De registratieprocedure vereist immers veel meer dan de loutere verstrekking van informatie aan de Belgische autoriteiten, zodat deze registratie geen geldig alternatief vormt voor niet in België gevestigde ondernemingen die gebruik willen maken van hun vrijheid om af en toe hun diensten in België aan te bieden. De registratieverplichting ontneemt de verdragsbepalingen die de vrije dienstverrichting dienen te verzekeren elk nuttig effect.