7.8.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 201/10


Verzoek van het Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio van 23 februari 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Confcooperative Unione Regionale della Cooperazione FVG Federagricole e.a.,enerzijds, en Ministero per le Politiche agricole e forestali en Regione Veneto, anderzijds

(Zaak C-231/04)

(2004/C 201/19)

Het Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio heeft bij beschikking van 23 februari 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 3 juni 2004, in het geding tussen Confcooperative Unione Regionale della Cooperazione FVG Federagricole e.a., enerzijds, en Ministero per le Politiche agricole e forestali en Regione Veneto, anderzijds, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1.   

„Kan de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen, hun lidstaten en de Republiek Hongarije, gedaan op 16 december 1991 en bekendgemaakt in Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 347 van 31 december 1993, een wettige, geldige en voldoende rechtsgrondslag vormen om de Europese Gemeenschap de bevoegdheid te verlenen tot het goedkeuren van de op 29 november 1993 gesloten communautaire Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de bescherming van wijnbenamingen (PB L 337 van 31 december 1993), zulks ook onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 65, lid 1, gemeenschappelijke verklaring nr. 13 en bijlage XIII (punten 3, 4 en 5) van de Europa-Overeenkomst van 1991 omtrent het eventuele voorbehoud van soevereiniteit en bevoegdheid van de afzonderlijke staten met betrekking tot nationale geografische benamingen voor hun eigen landbouwproducten met inbegrip van wijnbouwproducten, dat op dit gebied elke overdracht van soevereiniteit en bevoegdheid aan de Europese Gemeenschap uitsluit?

2.   

Moet de communautaire Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de bescherming van wijnbenamingen (PB 1993, L 337), die de bescherming regelt van de geografische benamingen die tot het gebied van de industriële en commerciële eigendom behoren, ook in het licht van het bepaalde in advies nr. 1/94 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen betreffende de uitsluitende bevoegdheid van de EG, als nietig en van onwaarde voor de communautaire rechtsorde worden beschouwd, gelet op het feit dat die Overeenkomst niet door de afzonderlijke lidstaten van de Europese Gemeenschap bekrachtigd blijkt te zijn?

3.   

Ingeval de communautaire Overeenkomst van 1993 (PB 1993, L 337) in haar geheel als wettig en toepasselijk zou moeten worden beschouwd, moet dan het verbod om in Italië na 2007 de benaming „Tocai” te gebruiken, dat is op te maken uit de briefwisseling die tussen de partijen bij die Overeenkomst is gevoerd (en hieraan is aangehecht), als nietig en van onwaarde worden beschouwd wegens strijdigheid met de door diezelfde Overeenkomst van 1993 (zie artikel 4, lid 5 en protocol bij de Overeenkomst) vastgestelde regeling voor gelijkluidende benamingen?

4.   

Moet de aan de Overeenkomst van 1993 aangehechte tweede gemeenschappelijke verklaring (PB 1993, L 337), waaruit kan worden afgeleid dat de verdragsluitende partijen ten tijde van de onderhandelingen niet op de hoogte waren van het bestaan van gelijkluidende benamingen voor Europese en Hongaarse wijnen, worden beschouwd als een zodanig onjuiste voorstelling van de werkelijkheid (aangezien de Italiaanse en Hongaarse benamingen voor „Tocai”-wijnen sinds eeuwen naast elkaar bestonden, in 1948 officieel waren erkend in een verdrag tussen Italië en Hongarije, en ten slotte in het communautaire normenstelsel waren opgenomen), dat zij op grond van artikel 48 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht een grond kan vormen voor de nietigheid van het onderdeel van de Overeenkomst van 1993 waaruit het verbod voortvloeit om in Italië de benaming Tocai te gebruiken?

5.   

Moet, in het licht van artikel 59 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, de TRIPS-Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (PB L 336 van 21 november 1994), gesloten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en in werking getreden op 1 januari 1996 dus na de inwerkingtreding van de communautaire Overeenkomst van 1993 , aldus worden uitgelegd, dat haar bepalingen betreffende de regeling voor gelijkluidende wijnbenamingen worden toegepast in de plaats van die van de communautaire Overeenkomst van 1993 in geval van onverenigbaarheid tussen beide, gezien de identiteit van de partijen bij de twee overeenkomsten?

6.   

Moeten de artikelen 22 tot en met 24 van de derde afdeling van bijlage C bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), die de op 1 januari 1996 in werking getreden TRIPS-Overeenkomst bevat (PB 1994, L 336), in tegenwoordigheid van twee gelijkluidende benamingen voor wijnen, geproduceerd in twee verschillende landen die partij zijn bij de TRIPS-Overeenkomst (zowel wanneer de gelijkluidendheid betrekking heeft op twee geografische benamingen die worden gebruikt in beide landen die partij zijn bij de Overeenkomst, als wanneer zij betrekking heeft op een geografische benaming van een land dat partij is bij de Overeenkomst en de gelijkluidende benaming voor een wijnstok die traditioneel wordt geteeld in een ander land dat partij is bij de Overeenkomst) aldus worden uitgelegd, dat beide benamingen in de toekomst verder kunnen worden gebruikt, mits zij in het verleden door de respectieve producenten zijn gebruikt, hetzij te goeder trouw, hetzij gedurende minstens tien jaar vóór 15 april 1994 (artikel 24, lid 4), en iedere benaming duidelijk het land of het gebied of de zone aangeeft”.