|
7.8.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 201/3 |
ARREST VAN HET HOF
(Tweede kamer)
van 24 juni 2004
in zaak C-212/02: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Republiek Oostenrijk (1)
(Niet-nakoming - Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG - Ontoereikende omzetting - Verplichting om in wettelijke regelingen betreffende plaatsen van overheidsopdrachten procedure vast te stellen op grond waarvan alle afgewezen inschrijvers nietigverklaring van gunningsbesluit kunnen vorderen)
(2004/C 201/05)
Procestaal: Duits
Voorlopige vertaling; de definitieve vertaling verschijnt in de Jurisprudentie van het HofIn zaak C-212/02, Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigde: M. Nolin, bijgestaan door R. Roniger) tegen Republiek Oostenrijk (gemachtigden: C. Pesendorfer en M. Fruhmann), betreffende een beroep, strekkende tot vaststelling dat de Republiek Oostenrijk, voorzover de Landesvergabegesetze (regionale wetten betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten) van de deelstaten Salzburg, Steiermark, Niederösterreich en Kärnten niet voor alle gevallen voorzien in een beroepsprocedure op grond waarvan een afgewezen inschrijver de nietigverklaring van het gunningsbesluit kan vorderen, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 2, lid 1, sub a en b, van de richtlijnen van de Raad 89/665/EEG van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395, blz. 33), en 92/13/EEG van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PB L 76, blz. 14), heeft het Hof (Tweede kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, J.-P. Puissochet (rapporteur), R. Schintgen, F. Macken en N. Colneric, rechters; advocaat-generaal: M. Poiares Maduro; griffier: R. Grass, op 24 juni 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
|
1) |
Voorzover de Landesvergabegesetze van de Länder Salzburg, Steiermark, Niederösterreich en Kärnten niet voor alle gevallen voorzien in een beroepsprocedure op grond waarvan een afgewezen inschrijver de nietigverklaring van het gunningsbesluit kan vorderen, is de Republiek Oostenrijk niet de verplichtingen nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 2, lid 1, sub a en b, van de richtlijnen van de Raad 89/665/EEG van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, en 92/13/EEG van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie. |
|
2) |
De Republiek Oostenrijk wordt verwezen in de kosten. |