24.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 190/3


Beroep, op 23 maart 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk Denemarken

(Zaak C-150/04)

(2004/C 190/06)

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 23 maart 2004 beroep ingesteld tegen het Koninkrijk Denemarken door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door R. Lyal en S. Tams als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoekster concludeert dat het het Hof behage:

1.

vast te stellen dat het Koninkrijk Denemarken, door voor levensverzekeringen en pensioenen een regeling vast te stellen en in stand te houden op grond waarvan het recht van belastingaftrek en belastingvrijstelling voor premiebetalingen (§ 18 en § 19 van de wet op de belasting van pensioenen) uitsluitend wordt verleend voor premiebetalingen uit hoofde van contracten die zijn aangegaan met in Denemarken gevestigde pensioeninstellingen, terwijl een dergelijke belastingverlichting niet wordt verleend voor premiebetalingen uit hoofde van contracten die zijn aangegaan met in andere lidstaten gevestigde pensioeninstellingen (§ 53 A en § 53 B), de op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen;

2.

het Koninkrijk Denemarken te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Deense wetgeving betreffende met name de aftrek van premiebetalingen voor levensverzekeringen en pensioenen is in strijd met de bepalingen van het EG-Verdrag inzake het vrij verkeer van diensten, het vrij verkeer van werknemers en de vrijheid van vestiging, alsook de vrijheid van kapitaalverkeer, en kan niet worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang als vastgelegd in de rechtspraak van het Hof.

Het vrij verkeer van diensten (artikel 49 EG)

Het feit dat het recht op aftrek en vrijstelling niet wordt verleend voor premiebetalingen aan buitenlandse pensioenregelingen heeft tot gevolg dat in Denemarken wonende verzekeringnemers ervan worden weerhouden een pensioenregeling aan te gaan met pensioeninstellingen die in andere lidstaten dan Denemarken gevestigd zijn. Buitenlandse pensioeninstellingen worden de facto uitgesloten van het aanbieden van hun diensten op de Deense markt. Het vestigingsvereiste vormt aldus een beperking van het recht op het vrij leveren van diensten vanuit andere lidstaten naar Denemarken.

Het vrij verkeer van werknemers en de vrijheid van vestiging (artikelen 39 EG en 43 EG)

De Deense bepalingen volgens welke voor buitenlandse pensioenregelingen geen recht op aftrek bestaat, treffen met name migrerende werknemers en zelfstandigen uit andere lidstaten. Werknemers en zelfstandigen die naar Denemarken verhuizen en die reeds pensioenregelingen hebben getroffen in andere lidstaten, zullen genoodzaakt zijn een nieuwe pensioenregeling aan te gaan met een in Denemarken gevestigde pensioeninstelling om dezelfde belastingvoordelen te verkrijgen als die welke toekomen aan werknemers die in Denemarken een pensioenregeling hebben afgesloten.

De vrijheid van kapitaalverkeer (artikel 56 EG)

Het vereiste dat de pensioeninstelling in Denemarken is gevestigd als voorwaarde dat de verzekerden belastingverlichting kunnen verkrijgen, zal verzekeringnemers ervan weerhouden pensioenregelingen aan te gaan met pensioeninstellingen die in andere lidstaten gevestigd zijn. De Deense bepalingen vormen derhalve een belemmering voor de vrijheid van kapitaalverkeer in de vorm van premiebetalingen en uitkeringen uit hoofde van pensioenregelingen.

Dwingende redenen van algemeen belang

Doeltreffendheid van fiscale controles

De noodzaak van doeltreffende fiscale controles, waarop de Deense regering zich heeft beroepen, kan geen rechtvaardiging zijn voor de Deense aftrekbepalingen, die een belemmering vormen voor bovengenoemde vrijheden. De bepalingen zijn in strijd met het evenredigheidsbeginsel, daar doeltreffendheid van fiscale controles en voorkoming van belastingontduiking kunnen worden gewaarborgd met bepalingen die minder restrictief zijn dan de Deense bepalingen, bijvoorbeeld het vragen van de nodige inlichtingen aan de belastingplichtige als voorwaarde voor de verkrijging van belastingaftrek of het samenwerken met belastingautoriteiten in andere lidstaten overeenkomstig richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen (1) en de indirecte belastingen.

Fiscale samenhang

In de rechtspraak van het Hof wordt erkend dat de samenhang van een belastingstelsel vereist dat de lidstaat, indien hij recht van aftrek verleent voor premiebetalingen voor pensioenregelingen die in een andere lidstaat zijn verricht, de bedragen die door de pensioeninstellingen worden uitgekeerd, kan belasten.

Deze samenhang moet echter bestaan ten aanzien van de individuele belastingplichtige en er moet een nauwe samenhang zijn tussen het recht op aftrek voor premiebetalingen en de belastingheffing op uitkeringen.

Een symmetrie tussen de fiscale behandeling van premiebetalingen en uitkeringen voor zowel binnenlandse als buitenlandse regelingen in die zin, dat er voor binnenlandse regelingen een recht op aftrek of vrijstelling voor de premiebetalingen geldt en de uitkeringen worden belast, terwijl er voor buitenlandse regelingen geen recht van aftrek bestaat maar daarentegen de uitkeringen niet worden belast, is volgens de Commissie niet voldoende.

Het belastingvoordeel dat wordt verleend voor met binnenlandse pensioeninstellingen aangegane pensioenregelingen bestaat allereerst in het uitstel van belastingheffing tot een bedrag overeenkomend met de betaalde pensioenpremies. Het uitstel van belastingheffing betekent dat binnenlandse pensioenregelingen bijzonder aantrekkelijk zijn, ook al worden de uitkeringen later belast. Voor buitenlandse pensioenregelingen weegt de omstandigheid dat er symmetrie in de belastingheffing is, op geen enkele manier op tegen het ontbreken van dat belastingvoordeel.

Denemarken moet erkennen dat voor pensioenregelingen die zijn aangegaan met in andere lidstaten gevestigde pensioeninstellingen dezelfde belastingvoordelen gelden als voor binnenlandse pensioenregelingen. Alleen in het geval dat Denemarken niet het recht heeft om de pensioenuitkeringen te belasten, kan het relevant zijn om rekening te houden met de symmetrie in het betrokken belastingstelsel. Denemarken mag echter alle pensioenuitkeringen aan in Denemarken wonende verzekeringnemers belasten, ongeacht of de regeling is aangegaan in Denemarken dan wel in het buitenland. Denemarken verliest dit recht alleen wanneer de verzekeringnemer zijn woonplaats naar een ander land verlegt.

De Commissie is overigens van mening dat de noodzakelijke samenhang in het Deense stelsel niet gewaarborgd is, doordat Denemarken met een aantal landen overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, wat betekent dat de samenhang in het belastingstelsel niet tot stand komt met betrekking tot de individuele belastingplichtige door een strikte samenhang tussen aftrek voor premiebetalingen en belasting van uitkeringen.

Overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting die volgens het OESO-model zijn opgesteld, garanderen dat de pensioenuitkeringen niet worden belast, noch in het land waar de verzekerde woont, noch in het land waar de pensioeninstelling gevestigd is. Uit deze overeenkomsten volgt dat uitkeringen uit pensioenregelingen alleen kunnen worden belast in het land waar de pensioenontvanger woont. Deze overeenkomsten betekenen dat Denemarken afstand heeft gedaan van het recht om uitkeringen van in Denemarken gevestigde pensioeninstellingen te belasten. Dit geldt ongeacht of voor de premiebetalingen in Denemarken recht op aftrek bestond of niet. Omgekeerd kan Denemarken alle pensioenuitkeringen aan in Denemarken wonende verzekeringnemers belasten, ook als de premies zijn betaald in een van de overeenkomstsluitende landen.

In andere overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting staan bepalingen die de verzekeringnemers het recht geven om premiebetalingen voor buitenlandse pensioenregelingen af te trekken. Personen die uit een van deze landen naar Denemarken verhuizen, kunnen hun pensioenregeling dus in het land van herkomst voortzetten en de premiebetalingen aan die regelingen in Denemarken aftrekken van hun belastbaar inkomen. De aftrekbepalingen in deze overeenkomsten tonen aan dat de Deense bepalingen volgens welke geen recht bestaat op aftrek voor premiebetalingen aan buitenlandse pensioenregelingen, niet consequent zijn.


(1)  PB L 336, blz. 15.