24.7.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 190/2 |
ARREST VAN HET HOF
(Grote kamer)
van 8 juni 2004
in zaak C-220/02 (verzoek van het Oberste Gerichtshof om een prejudiciële beslissing): Österreichischer Gewerkschaftsbund, Gewerkschaft der Privatangestellten tegen Wirtschaftskammer Österreich (1)
(Beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers - Begrip beloning - Meetelling, ter berekening van ontslagvergoeding, van militaire dienstperiodes - Mogelijkheid tot vergelijking van werknemers in militaire dienst met vrouwelijke werknemers die bij afloop van hun zwangerschapsverlof ouderschapsverlof nemen, dat niet meetelt bij berekening van ontslagvergoeding)
(2004/C 190/04)
Procestaal: Duits
In zaak C-220/02, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk), in het geding tussen Österreichischer Gewerkschaftsbund, Gewerkschaft der Privatangestellten en Wirtschaftskammer Österreich, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 141 EG en artikel 1 van richtlijn 75/117/EEG van de Raad van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der lidstaten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers (PB L 45, blz. 19), heeft het Hof (Grote kamer), samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann, C. W. A. Timmermans, A. Rosas, J.-P. Puissochet (rapporteur) en J. N. Cunha Rodrigues, kamerpresidenten, R. Schintgen, F. Macken, N. Colneric, S. von Bahr en R. Silva de Lapuerta, rechters, advocaat-generaal: J. Kokott, griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier, op 8 juni 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
1) |
Het aan personen in verplichte – en op vrijwillige basis verlengbare – militaire dienst of vervangende burgerdienst toegekende voordeel, namelijk de meetelling van de duur van deze dienst bij de berekening van de ontslagvergoeding waarop zij later eventueel recht zullen hebben, maakt deel uit van hun beloning in de zin van artikel 141 EG. |
2) |
Artikel 141 EG en richtlijn 75/117/EEG van de Raad van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der lidstaten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers, verzetten zich er niet tegen dat bij de berekening van de ontslagvergoeding de duur van de militaire dienst of ermee gelijkgestelde burgerdienst, die overwegend door mannen wordt vervuld, als periode van beroepsactiviteit wordt meegeteld, maar niet de duur van het ouderschapsverlof, dat overwegend door vrouwen wordt genomen. |