30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 118/11


ARREST VAN HET HOF

(Vijfde kamer)

van 29 april 2004

in zaak C-308/01 (verzoek van het VAT and Duties Tribunal, London om een prejudiciële beslissing): GIL Insurance Ltd e.a. tegen Commissioners of Customs & Excise (1)

(Zesde BTW-richtlijn - Belasting over verzekeringspremies - Verhoogd tarief van toepassing op bepaalde verzekeringsovereenkomsten - Met verhuur of verkoop van huishoudelijke apparatuur samenhangende verzekering - Staatssteun)

(2004/C 118/20)

Procestaal: Engels

In zaak C-308/01, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het VAT and Duties Tribunal, London (Verenigd Koninkrijk), in de gedingen tussen GIL Insurance Ltd, UK Consumer Electronics Ltd, Consumer Electronics Insurance Co. Ltd, Direct Vision Rentals Ltd, Homecare Insurance Ltd, Pinnacle Insurance plc en Commissioners of Customs & Excise, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de Zesde Richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) en de artikelen 87 EG en 88 EG, heeft het Hof (Vijfde kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, A. Rosas (rapporteur) en S. von Bahr, rechters; advocaat-generaal: L. A. Geelhoed; griffier: M. Múgica Arzamendi, hoofdadministrateur, op 29 april 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)

Een belasting over verzekeringspremies zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, is verenigbaar met artikel 33 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag.

2)

Artikel 13, B, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388), dat handelingen ter zake van verzekering vrijstelt van de belasting over de toegevoegde waarde, verzet zich met betrekking tot een belasting op verzekeringspremies zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding niet tegen de invoering van een bijzonder tarief dat gelijk is aan het normale tarief van de belasting over de toegevoegde waarde, aangezien deze belasting verenigbaar is met artikel 33 van de Zesde richtlijn (77/388), zodat vóór de invoering van deze belasting niet de procedure van artikel 27 van deze richtlijn dient te worden gevolgd, op grond waarvan elke lidstaat die bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen wil treffen, verplicht is de Raad van de Europese Unie om een voorafgaande machtiging te verzoeken.


(1)  PB C 303 van 27.10.2001.