3.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 84/832


(2004/C 84 E/0926)

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0654/04

van Reinhold Messner (Verts/ALE) aan de Commissie

(2 maart 2004)

Betreft:   Brenner-as

Is de Commissie zich ervan bewust dat de situatie langs de Brenner-as (luchtverontreiniging, fijn stof, geluidsoverlast) tussen Kufstein en Verona voor de bewoners van de nauwe Alpendalen daar onhoudbaar is geworden? De desbetreffende waarden zijn vaak veel hoger dan de toegestane hoeveelheden en schade aan de gezondheid voor de betrokkenen is het gevolg. Met het besluit in Zwitserland (referendum) geen tweede tunnelbuis onder de Gotthard aan te leggen en met de uitbreiding van de EU zal het zware transitovervoer over het Brennertraject nog eens eclatant toenemen.

Is het onder deze omstandigheden niet absoluut noodzakelijk hier iets tegen te doen?

Om een correctie op de korte termijn te bereiken, kan voelbaar worden gemaakt wat de werkelijke kosten van dit verkeer zijn. Om het verkeer van lege vrachtauto's alsmede vuilnisvervoer te verminderen, kan de tol in deze gevoelige zone voor al het zware vervoer worden verhoogd. Hier moet immers worden gekozen vóór de gezondheid van de mensen langs het transitotraject en tegen het onmatige goederenvervoer.

Als antwoord op de lange termijn op deze niet te verantwoorden situatie moet met een concept dat goede vooruitzichten voor de toekomst biedt (basistunnel, moderne logistiek) het gehele zware transitovervoer met een transitoverbod uit Brussel van de Brenner-autosnelweg worden afgehaald en onder de berg en op de rail worden gedwongen. In dit verband wil ik graag nog eens op het ATT3-project wijzen en stel de Commissie de vraag waarom zij niet voor deze gevoelige zone onmiddellijk uitzonderingsregelingen betreffende de tol tussen Kufstein en Verona uitvaardigt? Kan zij tevens mededelen waarom de ten noorden en ten zuiden van de Brenner gemaakte winst niet gedeeltelijk ten goede kan komen aan de basistunnel waarin de in 1996 vastgestelde TEN-richtsnoeren voorzien en waarom tot dusver bij dit millenniumproject op een negentiende-eeuwse logistiek wordt vertrouwd?

Antwoord van mevrouw de Palacio namens de Commissie

(6 april 2004)

De Commissie is zich bewust van de door het geachte parlementslid genoemde problemen langs de Brenner-as. Wat het vervoer over land in de gevoelige gebieden betreft, volgt de Commissie een gecoördineerde aanpak. Deze aanpak omvat verschillende maatregelen, met name de invoering van een nieuw tolstelsel voor het wegvervoer, de liberalisering en openstelling voor concurrentie van de spoorwegsector, de bevordering van het intermodaal vervoer (Marco Polo-programma) alsook de ontwikkeling van spoorweginfrastructuur. Wat dit laatste aspect betreft, moet worden opgemerkt dat de Commissie er sinds medio de jaren negentig op aandringt dat de Brenner-basistunnel als een prioritair infrastructuurproject van Europees belang wordt beschouwd en dat de betrokken lidstaten dit project zo spoedig mogelijk uitvoeren.

Wat de tolheffing in het wegvervoer betreft, moet eraan worden herinnerd dat de Commissie op grond van Richtlijn 1999/62/EG (1) geen uitzonderingsregelingen kan nemen inzake de tol tussen Kufstein en Verona. De toltarieven moeten immers overeenstemmen met de kosten voor de aanleg, de exploitatie en de uitbreiding van het betrokken infrastructuurnet. De richtlijn biedt de lidstaten — in dit geval Italië en Oostenrijk — evenwel de mogelijkheid een percentage van het toltarief te reserveren voor de financiering van andere vervoersinfrastructuur, zoals de Brenner-basistunnel.

Het voorstel van de Commissie (2) tot wijziging van de eurovignet-richtlijn voorziet in specifieke maatregelen in de zogenaamde „bijzonder gevoelige zones”. Met het oog op kruisfinanciering van de investeringskosten voor andere vervoersinfrastructuur van aanmerkelijk Europees belang binnen dezelfde corridor (de Brenner-basistunnel bijvoorbeeld), kunnen de lidstaten de tolgelden in die zones met maximaal 25 % verhogen. Dit geldt met name voor de berggebieden, dus ook voor de Alpen. Bovendien moet erop worden gewezen dat het voorstel voor de richtlijn er met name in voorziet dat de toltarieven worden gedifferentieerd op basis van een aantal criteria die de lidstaten de mogelijkheid geven om bij de tenuitvoerlegging van de tolheffing in het wegvervoer rekening te houden met hun prioriteiten inzake congestie en milieu. Bijgevolg kunnen de lidstaten de tolgelden afhankelijk stellen van de betrokken verbinding van het wegennet, naar gelang van de ecologische kwetsbaarheid van de zone of het ongevallenrisico. Al deze maatregelen zouden Oostenrijk in staat moeten stellen om met name in de deelstaat Tirol een tolheffingssysteem in te voeren dat in verhouding staat tot de kosten van het gebruik van de infrastructuur en bijdraagt tot een doeltreffend en duurzaam vervoersbeleid.

Bij de beslissingen die worden genomen in verband met modal shift van de weg naar het spoor, moet rekening worden gehouden met de verplichtingen die gepaard gaan met het vrije verkeer van goederen, het vrij verrichten van diensten en de mogelijkheden die marktdeelnemers bieden inzake spoorwegcapaciteit.


(1)  Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad, van 17 juni 1999, betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, PB L 187 van 20.7.1999.

(2)  COM(2003)448 def.