|
27.3.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 78/333 |
(2004/C 78 E/0351)
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3892/03
van Nicole Thomas-Mauro (UEN) aan de Commissie
(10 december 2003)
Betreft: AFSSA-advies
Het Frans agentschap voor de hygiënische veiligheid van levensmiddelen (AFSSA) maakt in zijn advies van 3 december 2003 ernstig voorbehoud tegen maïs BT 11 omdat de dierenproeven van de Zwitserse firma Syngenta, die de aanvraag indient, naar zijn mening niet overtuigend genoeg zijn.
Het agentschap is op 18 november, vóór de stemming op Europees niveau in Brussel om de invoer van de maïs in blik voor menselijke consumptie al dan niet toe te laten, door de Franse regering geraadpleegd, in het vooruitzicht van de stemming, waar ook Frankrijk aan deelneemt. Het advies van het AFSSA is natuurlijk niet bindend.
Het is de derde keer dat het AFSSA zich over de zaak uitspreekt. Het heeft al tweemaal negatief advies uitgebracht, op 21 juli 2000 en 20 maart 2001, met de opmerking dat de proeven op dieren te weinig overtuigingskracht hebben.
De Europese Commissie wil de invoer van maïs BT 11 toelaten, maar op welke manier houdt ze rekening met de adviezen van de nationale agentschappen rond de Europese autoriteit voor de voedselveiligheid, en meer in het bijzonder het advies van het Frans agentschap voor de hygiënische veiligheid van levensmiddelen (AFSSA)?
Antwoord van de heer Byrne namens de Commissie
(14 januari 2004)
Het eerste advies van het Franse agentschap voor de hygiënische veiligheid van levensmiddelen (AFSSA) over genetisch gemodificeerde zoete maïs (BT 11), uitgebracht op 21 juli 2000, werd aan de Commissie voorgelegd in de context van met redenen omklede bezwaren van Frankrijk tegen de eerste beoordeling van zoete maïs (BT 11), die krachtens artikel 4 van verordening (EG) nr. 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen (1) door de bevoegde Nederlandse autoriteiten is uitgevoerd.
Deze bezwaren, en de bezwaren die door andere lidstaten naar voren zijn gebracht, zijn door de Commissie overgebracht aan het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF). Het daaropvolgende advies van het AFSSA, van 20 maart 2001, werd eveneens ter overweging aan het SFC overgebracht.
Op 17 april 2002 heeft het SCF het advies uitgebracht dat zoete maïs (BT 11) net zo veilig is voor menselijke consumptie als zijn conventionele tegenhangers. Dit advies behandelde, op verzoek van de Commissie, voornamelijk de punten die in de opmerkingen van de autoriteiten van de lidstaten werden aangeroerd, namelijk: de werkingssfeer van de aanvraag, moleculaire karakteristieken, compositieanalyse van zoete maïs (BT 11), toxiciteit en etikettering.
De door de aanvrager verstrekte gegevens en de veiligheidscontrole van het product waren in overeenstemming met de criteria en voorschriften van aanbeveling 97/618/EG van de Commissie (2). De gebruikte methode voor de veiligheidscontrole van BT 11 was eveneens in overeenstemming met de recente richtsnoeren van de Wetenschappelijke Stuurgroep inzake de beoordeling van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's), GG-levensmiddelen en GG-diervoeders (3) en met de Codex Principles and Guidelines on Foods Derived from Biotechnology (Beginselen en richtsnoeren van de Codex voor met behulp van biotechnologie bereide levensmiddelen) (4). De in de twee bovengenoemde AFSSA-adviezen naar voren gebrachte bezwaren, die in een ander advies van het AFSSA van 3 december 2003 werden herhaald, dragen geen nieuwe wetenschappelijke elementen aan ten opzichte van de eerste beoordeling van zoete maïs (BT 11) die door de bevoegde Nederlandse autoriteiten is uitgevoerd. Deze bezwaren zijn naar behoren meegewogen door het SCF in zijn advies van 17 april 2002, waarin de bevindingen van de eerste beoordeling door de bevoegde Nederlandse autoriteiten werden bevestigd, namelijk dat zoete maïs (BT 11) net zo veilig is voor menselijke consumptie als conventionele maïs.
(1) Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten, PB L 43 van 14.2.1997.
(2) Aanbeveling 97/618/EG van de Commissie van 29 juli 1997 betreffende de wetenschappelijke aspecten en de presentatie van de informatie die nodig is om aanvragen voor het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten te ondersteunen alsmede het opstellen van de verslagen van de eerste beoordeling uit hoofde van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 253 van 16.9.1997.
(3) „Guidance Document for the Risk Assessment of Genetically Modified Plants and Derived Food and Feed” (Richtsnoeren voor de risicobeoordeling van genetisch gemodificeerde planten en daarvan afgeleide levensmiddelen en diervoeders). Gemengde Werkgroep voor nieuwe voedingsmiddelen en ggo's, 6-7 maart 2003. (http://europa.eu.int/comm/food/fs/sc/ssc/out327_en.pdf).
(4) Commissie van de Codex Alimentarius (2003), „Codex Principles and Guidelines on Foods Derived from Biotechnology” (Beginselen en richtsnoeren van de Codex voor met behulp van biotechnologie bereide levensmiddelen). Gezamenlijk programma voor voedselnormen van de FAO en WHO, Voedsel- en Landbouworganisatie, Rome. (ftp://ftp.fao.org/codex/standard/en/CodexTextsBiotechFoods.pdf).