8.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 88/126


(2004/C 88 E/0134)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3013/03

van Marco Cappato (Nl) aan de Commissie

(14 oktober 2003)

Betreft:   De zaak van de Tunesische journaliste Néziha Rejiba

Op 25 september 2003 heeft de Tunesische douane een dagvaarding doen toekomen aan de Tunesische journaliste Néziha Rejiba om zich te verantwoorden voor het feit dat zij 170 EUR in contanten aan een jonge Tunesiër zou hebben gegeven, een handeling waarop een straf staat van maximum vijf jaar opsluiting en een boete. De journaliste heeft echter de wet niet overtreden, die voorziet in een periode van een week om vreemde valuta om te wisselen in Tunesische dinar.

Néziha Rejiba, die via internet artikelen heeft gepubliceerd waarin zij de schendingen van de mensenrechten door de Tunesische overheid aan de kaak stelt, schrijft voor het on-linemagazine Kalima (www.kalima.com) dat in Tunesië sinds zijn eerste editie in oktober 2000 gecensureerd wordt. De afgelopen drie jaar is Néziha Rejiba het slachtoffer geweest van fysiek geweld en voortdurende plagerijen voor de politie, haar huis wordt voortdurend in de gaten gehouden en haar telefoon wordt afgeluisterd of, zoals momenteel, afgesloten.

Heeft de Commissie de ambassadeur van Tunesië al formeel om uitleg gevraagd omtrent de situatie? Welk antwoord heeft zij ontvangen?

Welke maatregelen is de Commissie bereid te nemen om de Tunesische regering ertoe aan te zetten dat zij Néziha Rejiba het recht op vrije meningsuiting en het recht op een eerlijk proces waarborgt?

Welke maatregelen is de Commissie van plan te nemen met het oog op de zitting van de wereldtop over de informatiemaatschappij van november 2005 in Tunis om ervoor te zorgen dat een eind wordt gemaakt aan de voortdurende en systematische schending van het recht van de Tunesische bevolking op vrije meningsuiting?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(17 december 2003)

De Commissie is op de hoogte van de berichten over Mevrouw Rejiba waarnaar het geachte parlementslid verwijst.

De Commissie volgt de situatie in verband met de mensenrechten in Tunesië op de voet. De Commissie heeft schendingen van de beginselen van vrijheid en democratie, van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat altijd veroordeeld, daar de Unie is gegrondvest op deze beginselen die de lidstaten gemeen hebben, zoals vermeld in artikel 6 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie.

Met name de vrijheid van meningsuiting wordt door de Commissie beschouwd als van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de democratie en van een participatieve maatschappij op alle gebieden. In het kader van de begrotingslijn voor MEDA tracht de Commissie, in samenwerking met een Europees centrum voor journalistiek, de vrije meningsuiting in Tunesië te bevorderen door middel van een programma ter ondersteuning van de media dat de opleiding van journalisten beoogt. Om Tunesië te steunen bij zijn inspanningen om de rechtsstaat te versterken is de Commissie ook voornemens een programma op te zetten om het rechtswezen in Tunesië te moderniseren dat vergelijkbaar is met de programma's die reeds werden opgezet in Algerije en de Palestijnse Gebieden.

Wat de Wereldtop over de Informatiemaatschappij betreft verwijst de Commissie naar haar antwoorden op de schriftelijke vragen nr. E-2554/03 (1) en nr. E-2931/03 (2) van het geachte parlementslid.


(1)  PB C 65 E van 13.3.2004, blz. 175.

(2)  PB C 70 E van 20.3.2004, blz. 165.