27.3.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 78/769 |
(2004/C 78 E/0819)
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2944/03
van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie
(8 oktober 2003)
Betreft: Opheffing van de speciale trein voor de grote stroom van ambtenaren en fractiemedewerkers tussen de twee vergadersteden van het Europees Parlement
1. |
Is het de Commissie bekend dat de treinverbinding tussen Brussel en Straatsburg de per verdrag vastgelegde twee vergadersteden van het Europees Parlement slechts enkele keren per dag rijdt terwijl de frequentie recent nog is verlaagd, waarbij opvalt dat tussen Brussel en Luxemburg een uurfrequentie bestaat maar dat de aanvullende doorgaande treinen vanuit Brussel tussen Luxemburg en Straatsburg schaars zijn? |
2. |
Is het de Commissie tevens bekend dat dit ernstige tekort aan verbindingen tot nu toe enigszins werd gecompenseerd door de speciale trein nr. 105 voor ambtenaren en fractiemedewerkers op maandagochtenden tijdens de vergaderweken van het Europees Parlement in Straatsburg, maar dat deze voorheen druk bezette trein in september 2003 bleek te zijn opgeheven? |
3. |
Is het de bedoeling om reizigers die tot nu toe gebruik maakten van de rechtstreekse verbinding tussen deze twee steden te verbannen naar de hogesnelheidslijn Brussel-Paris Nord in combinatie met de toekomstige hogesnelheidslijn Paris Est-Nancy of de hogesnelheidslijn Brussel-Liège in combinatie met de hogesnelheidslijn Köln-Frankfurt Flughafen, die beide met overstappen via een omweg hogere frequenties bieden maar vooralsnog meer reistijd kosten? |
4. |
Deelt de Commissie de vrees dat door deze verschraling de duizenden mensen die vanwege het bestaan van de EU frequent moeten reizen tussen Brussel en Straatsburg in toenemende mate gebruik gaan maken van sterker milieubelastende vervoermiddelen zoals vliegtuig en auto? |
5. |
Ziet de Commissie als hoedster van de EU-verdragen voor zichzelf een rol om een goede verbinding tussen de per verdrag nog in 1997 vastgelegde twee vergadersteden van het Europees Parlement te garanderen en te handhaven, of vindt zij dat hier de vrije markt vrij spel moet krijgen en de treingebruikers kan opzadelen met het zoeken van een individuele oplossing voor hun nieuwe probleem? |
Antwoord van mevrouw de Palacio namens de Commissie
(7 november 2003)
De Commissie heeft nota genomen van het besluit van de Belgische nationale spoorwegexploitant om de verbinding tussen Brussel en Straatsburg tijdens de plenaire zittingen van het Parlement in Straatsburg af te schaffen. Trein 105 (Brussel-Luxemburg) rijdt nog, maar de extra voertuigen die aan trein 105 werden vastgekoppeld voor de verlenging van het traject tot Straatsburg tijdens de plenaire zittingen van het Parlement worden niet meer gebruikt als gevolg van onderhoudswerken die in Frankrijk tussen Metz en Straatsburg worden uitgevoerd. Deze trein was, en is nog steeds, toegankelijk voor alle passagiers met een geldig vervoerbewijs. De Commissie wil erop wijzen dat spoorwegondernemingen, zoals reeds vermeld in de antwoorden op eerdere vragen van het geachte parlementslid (1), overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 91/440/EEG (2) beheerd dienen te worden volgens de beginselen die van toepassing zijn op handelsvennootschappen, welke hun opbrengsten moeten optimaliseren en hun kosten zo laag mogelijk moeten houden.
De Commissie is van mening dat de verdere openstelling van de markt voor internationale passagiers-diensten per spoor spoorwegondernemingen de mogelijkheid zal bieden om nieuwe en concurrerende diensten aan te bieden, die het beste voldoen aan de behoeften van de passagiers. In dit verband wil de Commissie het geachte parlementslid herinneren aan haar voornemen om binnen afzienbare tijd een voorstel in te dienen voor de geleidelijke openstelling van de markt voor internationale passagiersdiensten per spoor.
Voorts heeft de Commissie op 1 oktober 2003 voorgesteld het Eurocap-spoor, d.w.z. de verbinding Brussel-Luxemburg-Straatsburg, in aanmerking te nemen als prioritair project (nr. 28) van het trans-Europese netwerk, waardoor tegen 2012 de modernisering van de infrastructuur en een kortere en comfortabeler reis mogelijk moet worden (3).
(1) Zie de antwoorden op schriftelijke vragen E-1699/03 (PB C 51 E van 26.2.2004, blz. 128), E-1720/03 (Zie blz. 722), E-1721/03 (PB C 33 E van 6.2.2004, blz. 158) en E-2293/03 (Zie blz. 402).
(2) Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, PB L 237 van 24.8.1991, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2001/12 van het Parlement en de Raad van 26 februari 2001, PB L 75 van 15.3.2001.
(3) Gewijzigd voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van het gewijzigde voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet, COM(2003) 564 def.