13.3.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 65/113


(2004/C 65 E/126)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2163/03

van Joan Vallvé (ELDR) aan de Commissie

(30 juni 2003)

Betreft:   Betrekkingen Europese Unie-Irak

De Catalaanse voetbalbond was van plan op 25 juni in Barcelona een vriendschappelijke wedstrijd te organiseren tussen de selecties van Catalonië en Irak. Volgens de voorzitter van de voetbalbond had deze wedstrijd tot doel bij te dragen aan het verzamelen van middelen voor de wederopbouw van het door de oorlog geteisterde Irak.

Volgens berichten in de media heeft het Spaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken geen visa verleend aan de Iraakse spelers die deze wedstrijd in Barcelona zouden spelen.

Is de Commissie van plan te onderzoeken om welke redenen de Spaanse regering de organisatie van de voetbalwedstrijd Catalonië-Irak heeft verhinderd, terwijl deze wedstrijd ongetwijfeld zou hebben bijgedragen aan het verbeteren van de betrekkingen en de verstandhouding tussen de Europese burgers en het Iraakse volk?

Antwoord van de heer Vitorino namens de Commissie

(3 september 2003)

De Commissie deelt de positieve beoordeling van het geachte parlementslid ten aanzien van de betrokken vriendschappelijke wedstrijd en de doelstellingen ervan.

De Commissie herinnert er evenwel aan dat beslissingen betreffende de toegang van onderdanen van derde landen tot het grondgebied van de Schengenstaten (1) onder de bevoegdheid van de betrokken nationale administraties vallen, die op basis van de relevante bepalingen van het Schengenacquis beslissen.

Om tot het grondgebied van de Schengenstaten te worden toegelaten voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, moet een onderdaan voldoen aan de in artikel 5 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (2) genoemde voorwaarden voor toegang. Hij moet in het bezit zijn van een geldig reisdocument en, zo nodig, de documenten overleggen ter staving van het doel van het voorgenomen verblijf en van de verblijfsomstandigheden, niet ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staan, niet worden beschouwd als een gevaar voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van één van de Schengenstaten. Voor de onderdanen van derde landen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001 (3) aan de visumplicht zijn onderworpen, worden de voorwaarden voor toegang aanvankelijk gecontroleerd bij het onderzoek van de visumaanvraag. De vaststelling dat niet is voldaan aan één van de voorwaarden voor toegang, leidt in beginsel tot de afwijzing van de visumaanvraag. In uitzonderlijke gevallen kan een Schengenstaat, indien hij dit nodig acht, van dit beginsel afwijken op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen. In dat geval geeft hij een visum af dat alleen geldig is voor zijn grondgebied.

Wat het door het geachte parlementslid genoemde geval betreft, beschikt de Commissie niet over gegevens betreffende de omstandigheden of redenen die tot de afwijzing van de visumaanvragen van de Iraakse spelers hebben geleid. Aangezien de Spaanse autoriteiten op grond van het Schengenacquis over een beoordelingsvrijheid beschikten om over de betrokken visumaanvragen te beslissen, is de Commissie van oordeel dat zij het dossier zonder gevolg kan afsluiten.


(1)  Alle lidstaten, met uitzondering van Ierland en het Verenigd Koninkrijk, alsmede IJsland en Noorwegen.

(2)  PB L 239 van 22.9.2000.

(3)  Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, PB L 81 van 21.3.2001. Irak is opgenomen in bijlage I bij de verordening (lijst van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een visum).