92003E0769

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0769/03 van María Sornosa Martínez (PSE) aan de Commissie. Uitbreiding van de haven van Altea (Alicante — Spanje).

Publicatieblad Nr. 268 E van 07/11/2003 blz. 0130 - 0131


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0769/03

van María Sornosa Martínez (PSE) aan de Commissie

(6 maart 2003)

Betreft: Uitbreiding van de haven van Altea (Alicante Spanje)

Het project om de haven van Altea uit te breiden voor watersportfaciliteiten heeft in de regio voor een hevige polemiek gezorgd wegens de mogelijke gevolgen ervan voor de kuststreek van Alicante, die toch al sterk dreigt te verstedelijken.

De Universiteit van Almería en de Universiteit van Alicante hebben vorig jaar beiden een onderzoek verricht naar de gevolgen van het project voor het milieu dat, anders dan wat de initiatiefnemers van het project beweren, tot de volgende conclusies komt:

- sinds de jaren vijftig is meer dan 2,5 hectare strand in de buurt van de haven van Altea verloren gegaan (erosie, stortregens, gevolgen van sedimentatie door de werkzaamheden aan de stuwdam van de Algar-rivier, gevolgen van de eerste uitbreiding in 1986, enz). De uitbreidingswerkzaamheden zouden dus nog meer erosie en nog meer verlies van strand tot gevolg kunnen hebben;

- aan het stuk strand tussen de haven en de rotspunt van Albir zal de golfslag verminderen, waardoor het zand niet weggespoeld wordt en niet voldoende lucht krijgt en er bijgevolg sedimenten zullen ontstaan die de bodem aantasten (toename van het organisch materiaal), wat ook gevolgen zal hebben voor het comfort op dit toeristisch strand (geurtjes enz);

- het spreekt vanzelf dat een uitbreiding van de haven ook een toename van het aantal schepen met zich brengt, waardoor ook de olievervuiling in het water in en rond de haven toeneemt;

- de uitbreiding van de haven en de vervuiling die daarmee gepaard gaat, zullen ernstige gevolgen hebben voor de posidonia oceanica (zeegrasvelden) en voor twee soorten zeedieren: de tuimelaar en de zeeschildpad (zie ook bezwaarschrift 2001/2210 dat door het WWF bij de Commissie is ingediend);

- de uitbreidingswerkzaamheden zullen vertroebeling van het water nabij de haven veroorzaken, waardoor er onder water minder licht is, wat eveneens gevolgen heeft voor de posidonia.

Meent de Commissie, rekening houdend met deze feiten en met de resultaten van de studies van beide universiteiten, dat de uitbreidingsplannen voor de haven van Altea vallen onder de voorschriften van Richtlijn 85/337/EEG(1), en dus behoren tot een van de in bijlage I genoemde soorten projecten, en bijgevolg onderworpen zijn aan het bepaalde in artikel 4, lid 1 van deze Richtlijn?

Welke stappen neemt de Commissie bij de Spaanse overheid om, gezien de sterke aantasting van de oostkust en vooral van de posidoniavelden, een nieuwe aanslag op het milieu door de geplande uitbreiding van de haven van Altea te voorkomen?

(1) PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.

Gecombineerd Antwoordvan de mevrouw Wallström namens de Commissieop de schritftelijke vragen P-0769/03 en E-0775/03

(3 april 2003)

De door het geachte parlementslid in haar schriftelijke vraag E-0769/03 aangeklaagde feiten maken momenteel het voorwerp uit van een klacht in het kader van een onderzoek waarbij de Commissie de Spaanse overheid heeft verzocht haar opmerkingen toe te zenden over de toepassing van de relevante communautaire wetgeving. De Commissie heeft nog geen antwoord gekregen op dit verzoek.

In het licht van dit antwoord zal de Commissie de nodige middelen inzetten om de naleving van het gemeenschapsrecht in deze zaak, met name Richtlijn 85/337/EEG(1), als gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG(2), en Richtlijn 92/43/EEG(3), te waarborgen.

Wat de follow-up betreft van de schriftelijke vragen E-1486/02 en E-1487/02, als vernoemd door het geachte parlementslid in schriftelijke vraag E-775/03, moet worden aangestipt dat de Commissie, na analyse van het antwoord van de Spaanse autoriteiten met betrekking tot de projecten voor zandwinning en het herstel van stranden aan de Middellandse-Zeekust, heeft geconcludeerd dat de Spaanse autoriteiten bovengenoemde richtlijnen op incorrecte wijze hebben toegepast en dat de in dat verband getroffen maatregelen zijn aangenomen. Voorts is op het in januari 2003 in Brussel gehouden bio-geografisch seminarie een algemeen voorbehoud uitgesproken met betrekking tot alle types mariene habitats. Bijgevolg moet de overeenstemming van het voorstel van de lidstaten ten aanzien van het habitattype 1120 posidonia oceanica (zeegrasvelden) worden getoetst in het licht van de resultaten van de werkzaamheden van een werkgroep ad hoc, waarin nationale deskundigen, de Commissie en andere partners samenwerken en die onlangs is opgericht met het oog op de uitvoering van grondige analyses van problemen bij de toepassing van de habitat- en vogelrichtlijn in het mariene milieu.

(1) Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, PB L 175 van 5.7.1985.

(2) Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, PB L 73 van 14.3.1997.

(3) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, PB L 206 van 22.7.1992.