SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0361/03

van Roberta Angelilli (UEN) aan de Commissie

(12 februari 2003)

Betreft: Holding (Newco) van de gemeente Rome Vermeende schending van de mededingingsregels

In september 2002 heeft het College van burgemeester en wethouders van Rome een voorstel voor een besluit opgesteld tot oprichting van een vennootschap waaraan het globale beheer zou worden toevertrouwd van alle maatschappijen waarin de gemeente Rome aandelen bezit. Dit proces zou worden afgesloten met de overheveling van alle aandelen van de door de gemeente gecontroleerde 83 maatschappijen naar de op te richten vennootschap, waarvan de aandelen voor 97 % in handen zouden zijn van de gemeente.

Aangezien deze nieuwe vennootschap het beheer van de roerende en onroerende goederen van de gemeente en het verrichten van openbare diensten tot taak heeft, doet het bovenbeschreven proces twijfels rijzen over de wettigheid ervan wat de mededingings- en fusieregels betreft.

De nieuwe holding zou nl. door de overdracht van de zijde van de gemeente het grootste aandelenbezit hebben in alle maatschappijen die momenteel openbare diensten verrichten voor de gemeente Rome, maar in het statuut staat dat deze holding de verrichting van diensten voor de gemeente Rome en voor de door deze gecontroleerde maatschappijen tot doel heeft.

De resterende 3 % zou in het bezit zijn van de maatschappij Risorse per Roma S.p.A., die deel uitmaakt van de door de gemeente en dus ook door de toekomstige holding gecontroleerde maatschappijen; deze zou dus aandelen bezitten in een maatschappij die op haar beurt 96,94 % van de aandelen van de eerstgenoemde bezit, hetgeen neerkomt op inschrijving op eigen aandelen.

Kan de Commissie, in het licht van het voorgaande, de volgende vragen beantwoorden:

1. Is het in de statuten van de op te richten vennootschap vermelde oogmerk niet in strijd met de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag, met verordening (EEG) nr. 4064/89(1), en met verordening (EG) nr. 1310/97(2)?

2. Is de boven beschreven overheveling van aandelen niet in strijd met het communautaire vennootschapsrecht, met name artikel 18 van richtlijn 77/91/EEG(3)?

3. Wat denkt de Commissie hierover?

(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1.

(2) PB L 180 van 9.7.1997, blz. 1.

(3) PB L 26 van 31.1.1977, blz. 1.

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(28 maart 2003)

1. De Commissie betreurt dat zij niet over voldoende informatie beschikt om de vraag over de naleving van de in het EG-Verdrag neergelegde mededingingsregels te kunnen beantwoorden.

2. Op basis van de verstrekte informatie kan de Commissie zich niet uitspreken over de verenigbaarheid van de maatregel met het communautaire vennootschapsrecht, in het bijzonder richtlijn 77/91/EEG van 13 december 1976(1), en met name artikel 18 ervan.

3. Zie de antwoorden op de vragen 1 en 2.

(1) Tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken.