92002E3800

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3800/02 van Bernard Poignant (PSE) aan de Commissie. Alsmaar veelvuldiger gebruik van Engels als enige werktaal.

Publicatieblad Nr. 268 E van 07/11/2003 blz. 0049 - 0050


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3800/02

van Bernard Poignant (PSE) aan de Commissie

(7 januari 2003)

Betreft: Alsmaar veelvuldiger gebruik van Engels als enige werktaal

De pagina die de Europese Commissie op haar website Europa aan de talen wijdt, opent met de mededeling dat Europa altijd veeltalig zal blijven, en dat taalonderwijs deuren laat opengaan. Voor de individuele persoon opent het de weg naar een interessanter loopbaan, de mogelijkheid om in het buitenland te wonen, te studeren of te werken, of zelfs om meer van zijn verlof te genieten. Voor ondernemingen kan de taalkennis van hun personeel de Europese en wereldmarkt opengooien, aldus de website. Maar dat is niet alles. Volgens de Commissie is de taal die iemand spreekt, een deel van zijn identiteit en cultuur. Een taal leren betekent dan ook anderen en hun manier van denken leren begrijpen, of: niet toegeven aan racisme, vreenmdelingenhaat en onverdraagzaamheid.

Daar staat tegenover dat artikel 5, lid 1 van het financieel meerjarenakkoord tussen de Europese Commissie en de kandidaatlanden bepaalt dat alle communicatie in verband met het akkoord tussen de Europese Commissie en de kandidaatlanden, in het Engels plaatsvindt.

Engels is tegenwoordig wel één van de drie werktalen, maar het wordt hoe langer hoe meer gebruikt. Is het juist dat het de facto (weliswaar niet de jure) de enige officiële taal van de Europese Commissie wordt?

Is het juist dat de Europese Commissie in het bewuste financieel akkoord het gebruik van één enkele taal eist?

Hoe denkt de Europese Commissie de meertaligheid van de Europese instellingen in de dagelijkse praktijk te behouden?

Antwoord van de heer Prodi namens de Commissie

(7 maart 2003)

In de desbetreffende clausule werd enkel de tijdens de toetredingsonderhandelingen toegepaste praktijk neergelegd. Bij de toetreding van de tien kandidaat-landen

zal elke nieuwe lidstaat overeenkomstig Verordening nr. 1/1958(1) zijn eigen taal gebruiken om met de Commissie en de andere gemeenschapsinstellingen te communiceren. De financiële meerjarenakkoorden tussen de Commissie en de kandidaat-landen worden opgesteld in de taal van het begunstigde land en in het Engels, waarbij de Engelse versie de originele tekst is. In deze akkoorden is ook bepaald dat de communicatie tussen de commissie en het begunstigde land met betrekking tot deze akkoorden in het Engels plaatsvindt. De onderhandelingen over deze akkoorden verliepen ook in het Engels, maar telkens wanneer de vertegenwoordigers van het betrokken land dit wensten, werden het Frans en bij gelegenheid het Duits gebruikt.

De Commissie wil vervolgens beklemtonen dat artikel 28 van het Statuut als algemene voorwaarde voor de aanwerving stelt, dat de kandidaat blijk moet geven van een grondige kennis van een van de talen der Gemeenschappen en van een voldoende kennis van een andere taal der Gemeenschappen voorover dit voor de door hem te verrichten werkzaamheden noodzakelijk is.

De Commissie wil het geachte parlementslid wijzen op het feit dat zij in het kader van haar intern opleidingsbeleid heeft besloten dat er vanaf 1991 voor elke nieuwe ambtenaar of tijdelijke functionaris een taalprofiel moet worden opgesteld, dat hem ertoe moet aansporen een tweede taal te perfectioneren of een derde taal te verwerven.

In dit verband herinnert de Commissie er ook aan dat het voor haar een absolute prioriteit is geworden om intensieve taalcursussen te organiseren ter aanvulling en vervollediging van de taalopleiding van de personeelsleden die bij aanvang niet noodzakelijk de kans hadden om de meest voor specifieke opleidingen (andere dan taalopleidingen) gebruikte talen te kennen. Opleiders leveren thans een grote inspanning om niet alleen de officiële taal van de specifieke opleiding te gebruiken maar ook hun tweede taal; nog beter is er een trend naar tweetalige opleidingen (op het gebied van management) waarbij opleiders meer en meer worden geselecteerd op basis van hun multiculturele achtergrond; voor een aantal specifieke opleidingen worden drie talen gebruikt.

(1) Verordening nr. 1 (EEG) van de Raad tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap, PB B 17 van 6.10.1958.