SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3616/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Regelmatige en veilige afvaarten met zeeschepen op vaste routes bedreigd door een verbod op prijsafspraken en het toestaan van geheime kortingen.
Publicatieblad Nr. 280 E van 21/11/2003 blz. 0022 - 0024
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3616/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie (16 december 2002) Betreft: Regelmatige en veilige afvaarten met zeeschepen op vaste routes bedreigd door een verbod op prijsafspraken en het toestaan van geheime kortingen 1. Is de Commissie voornemens om een eind te maken aan de eind 19e eeuw opgerichte lijnvaartconferenties, die zorgden voor regelmatige afvaarten met zeeschepen over een vaste route tegen een vaste prijs, en die nog in 1986 nadrukkelijk werden uitgezonderd van het verbod op prijsafspraken binnen de Europese Unie? 2. Wilt u scheepvaartondernemers de mogelijkheid geven om kortingen te geven aan vaste klanten, zonder dat dit bekend mag worden voor andere klanten? 3. Wat zijn de gevolgen van lagere prijzen voor de beschikbaarheid van afvaarten op routes en op tijden waarop het aanbod van vracht bij vrije concurrentie niet meer kostendekkend zal zijn? Verwacht u dat deze zeeschepen dan nog blijven varen? 4. Verwacht u van lagere prijzen een stimulans om te varen met verouderde en versleten schepen, die zowel voor hun bemanning als voor andere zeeschepen, het zeemilieu en de kusten grote risico's opleveren omdat zij een grotere kans lopen tijdens de reis te verongelukken? 5. Worden de inkomstenverminderingen voor de rederijen verhaald op hun personeel? Zijn dergelijke maatregelen een stimulans om de beloning en arbeidsvoorwaarden van de zeevarenden te verminderen door schepen te registreren onder de vlag van een staat die minder eisen stelt dan gebruikelijk is in de lidstaten van de EU? 6. Welke gevolgen zal prijsverlaging hebben voor de verdringing van bestaande arbeid en de instroom van goedkoop Chinees personeel, dat daarvoor reeds nu massaal, maar waarschijnlijk ontoereikend wordt opgeleid? 7. Wat onderneemt u om regelmatige afvaarten met aanvaardbare arbeidsomstandigheden en voldoende veiligheid voor mens en milieu ook in de toekomst te waarborgen? Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (10 februari 2003) 1. De Commissie heeft geen enkel voorstel ingediend om de communautaire groepsvrijstelling voor de vaststelling van prijzen door lijnvaartconferenties te wijzigen of in te trekken. Zij is echter wel bezig met een onderzoek van Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad van 22 december 1986 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer(1), waarin de groepsvrijstelling is vervat. Dit is volledig in overeenstemming met de werkwijze van de Commissie ten aanzien van andere groepsvrijstellingen (motorvoertuigen, verzekeringen, enz). Opgemerkt zij dat de meeste groepsvrijstellingsverordeningen voorzien in een onderzoek op gezette tijden (gewoonlijk om de vijf jaar) om na te gaan of nog wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening van de groepsvrijstelling. De Commissie beschouwt dit als een minimumvereiste om zowel het beginsel van goed beheer als de concurrentiebepalingen van het EG-Verdrag na te leven. Het feit dat bij sterk veranderde marktvoorwaarden sinds de inwerkingtreding van de groepsvrijstelling voor lijnvaartconferenties meer dan vijftien jaar geleden geen uitgebreid onderzoek meer is ingesteld, zou namelijk aanleiding tot bezorgdheid kunnen geven. 2. Voor zover de Commissie bekend, bestaat er geen communautaire wetgeving die scheepvaartondernemers verbiedt om kortingen te geven aan vaste klanten, zonder dat dit bekend mag worden voor andere klanten, en zij is niet van plan dergelijke wetgeving voor te stellen. 3. Bij vrije concurrentie kunnen lagere prijzen ertoe leiden dat inefficiƫnte ondernemers met structureel hoge kosten uit de markt treden. De prijzen zouden dan normaliter stijgen tot een niveau dat het nieuwe evenwicht tussen vraag en aanbod weerspiegelt. Afvaarten zouden dan beschikbaar zijn op dit nieuwe evenwichtsprijspeil. 4. Zolang er vraag is naar afvaarten met zeeschepen van hoge kwaliteit, zal er altijd aanbod zijn om aan die vraag te voldoen. Klanten die gebruik maken van lijnvaarten met zeeschepen voor containervervoer verwachten over het algemeen een hoge kwaliteit en zijn derhalve niet geneigd hun vracht te laten vervoeren door verouderde en versleten schepen. 5. Er zij aan herinnerd dat de huidige historisch lage vrachtkosten in de zeevaart een gevolg zijn van het feit dat het aanbod groter is dan de vraag. De enige oplossing voor deze situatie is, dat het aanbod lager of de vraag hoger wordt. Het eerste zou vanzelf gebeuren indien inefficiƫnte ondernemers uit de markt zouden treden. Voorts zij eraan herinnerd dat de huidige communautaire vrijstelling voor prijsvaststelling door lijnvaartconferenties geldt voor alle leden van die conferenties op lijnvaartroutes van en naar de Gemeenschap, ongeacht hun nationaliteit. Het is geen doelgerichte maatregel ter bescherming van de communautaire lijnvaart en haar werknemers. Met betrekking tot het specifieke probleem van uitvlaggen hebben verscheidene lidstaten belastingregelingen ingevoerd die als stimulans voor de rederijen fungeren om hun schepen in de lidstaat in kwestie te laten registreren. De informatie waarover de Commissie beschikt, wijst erop dat deze regelingen vrij veel succes hebben gehad. 6. De vraag impliceert dat een verbod op prijsvaststelling door scheepvaartondernemers in de lijnvaart onvermijdelijk zou leiden tot een achteruitgang van de kwaliteit van de dienstverlening. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 4, deelt de Commissie die mening niet. 7. De Commissie ziet geen onmiddellijk gevaar voor regelmatige afvaarten met aanvaardbare arbeidsomstandigheden en voldoende veiligheid voor mens en milieu. In deze context zou de Commissie de aandacht van het geachte parlementslid willen vestigen op het bestaan van de communautaire groepsvrijstelling voor consortia (Verordening (EG) nr. 823/2000 van de Commissie van 19 april 2000 houdende toepassing van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen lijnvaartondernemingen (consortia))(2), op grond waarvan lijnvaartondernemingen investeringskosten mogen delen en mogen overgaan tot operationele samenwerking om te zorgen voor regelmatige afvaarten. Prijsvaststelling is niet toegestaan op grond van deze verordening. (1) PB L 378 van 31.12.1986. (2) PB L 100 van 20.4.2000.